menu

Geheime broederschappen 

Streven naar het verkrijgen van macht over mensen  

Inleiding

Met het oog op de huidige crisis wordt door diverse 'complotdenkers' de regie gezocht bij in het geheim opererende 'elites'. Kort geleden kreeg ik een boekje in handen met daarin drie voordrachten van Rudolf Steiner (de grondlegger van de antroposofie). Toen ik ze gelezen had kwam bij mij de gedachte op de inhoud te willen delen met bezoekers van de Speakers Corner in Park De Weezenlanden in Zwolle.

Steiner spreekt in 1917 (tijdens de Eerste Wereldoorlog) over geheime broederschappen die er op uit zijn macht over mensen te krijgen, precies waar critici in deze tijd met betrekking tot de 'elite' ook op duiden. Steiner beschrijft welke technieken worden toegepast. Hij benadrukt dat het belangrijk is de werkwijze van de broederschappen te begrijpen. Het positieve nieuws is dat door inzicht men beschermd is en niet meer ten prooi kan vallen en voorts dat het nooit te laat is om tot inzicht te komen, waardoor men zich kan bevrijden.

Omdat de meeste luistereaars niet of weinig bekend zijn met de persoon Rudolf Steiner en op welke wijze zijn onderzoeksresultaten zijn verkregen, ga ik in de komende weken eerst stap voor stap alle noodzakelijke begrippen opbouwen alvorens de geheime broederschappen ter sprake worden gebracht.

Imke Jelle van Dam,

Zwolle, juli 2021

Hoofdstukken


Biografie van Rudolf Steiner

Voordracht op 1 augustus 2021

Rudolf Steiner is in 1861 geboren in het dorp Kraljevec (destijds Hongarije, nu Kroatië, hemelsbreed 150 km ten zuiden van Wenen). Als zoon van een spoorwegbeambte leefde Rudolf Steiner zowel in de wereld van de techniek als in de ongerepte natuur. Van kinds af aan was hij geïnteresseerd in wat mensen bezighield en wat ze dachten. Hij voerde gesprekken met de pastoor, de dorpsonderwijzer en met de boeren op het land. Om Rudolf een zo goed mogelijke opleiding te kunnen geven verhuisde het gezin, uitgebreid met een meisje en nog een jongen, in de loop der jaren verschillende keren steeds meer in de richting van de geciviliseerde wereld tot vlak bij Wenen, waar hij de Technische School bezocht.

Rudolf maakte al op zeer jonge leeftijd onderscheid tussen wat de mensen wel en wat ze niet zagen. Zelf was hij vanuit een natuurlijke helderziendheid vertrouwd met de wereld achter de dingen, waaronder natuurwezens. Hij sprak daar met niemand over, ook niet met zijn ouders, omdat hij voorvoelde niet begrepen te worden en voor gek te worden verklaard. Gedurende zijn hele jeugd stond voor hem echter de vraag centraal hoe de fysieke wereld en de geesteswereld zich tot elkaar verhouden. Een sleutel vermoedde hij in de geometrie uit een leerboek over driehoeken en andere wiskundige figuren die hij als kind met enthousiasme beoefende. Ook kreeg hij een boek over de kennistheorie van Kant in handen die hij nauwgezet bestudeerde. Kant stelde dat er grenzen zijn aan het weten. Deze uitspraak kon Rudolf niet rijmen met zijn eigen bovenzinnelijke ervaringen. Op zijn achttiende ontmoette hij een kruidenzoeker, een man die dicht bij de natuur leefde. Met hem kon hij voor het eerst in zijn leven hierover van gedachten wisselen. Niet lang daarna vond een tweede ontmoeting plaats met een man – beter gezegd een ingewijde – , die hem advies gaf in het vervullen van de levenstaak die Rudolf Steiner voor zichzelf zag: de wereld van de materie en van de geest bij elkaar brengen. En met het oog op het overwinnen van moeilijkheden, zoals onbegrip en tegenstand, die hij beslist op zijn pad tegen zou komen, zei hij: “Als je de vijand wilt overwinnen, leer hem dan eerst te begrijpen. Je kunt de draak alleen overwinnen, door in zijn huid te kruipen.”

Tot zijn veertigste levensjaar heeft Rudolf Steiner zich hier intensief aan gewijd. Bovendien had hij in zijn studentenjaren bewust afstand genomen van zijn natuurlijke helderziendheid om hem in de loop van jaren welbewust op eigen kracht opnieuw op te bouwen. Op deze wijze had hij het vermogen verworven op wetenschappelijke wijze onderzoek in de wereld van de geest te kunnen verrichten.

In 1900 trad Rudolf Steiner in Berlijn voor het eerst in de openbaarheid met voordrachten over spirituele thema’s. In een wereld, die geregeerd werd door het materialisme, vond hij uiteindelijk pas bij leden van de Theosofische Vereniging gehoor. Niet veel later is hij gevraagd landelijk secretaris van de Duitse sectie van de Theosofische Vereniging te worden. Hij stelde de voorwaarde dat hij uitsluitend zou spreken op basis van zijn eigen geesteswetenschappelijk onderzoek. Er ontstond een breuk in 1913, door de opkomst van de theosofische beweging van de Ster van het Oosten (Krishnamurti), waarna rond het werk van Rudolf Steiner een Antroposofische Vereniging werd opgericht. Door heel Europa en ook meermalen in Nederland, verzorgde Rudolf Steiner duizenden voordrachten over de meest uiteenlopende onderwerpen, op het gebied van wetenschap, religie, kunst en het sociale leven. Daarnaast schreef hij diverse boeken en vier mysteriedrama’s, die op het toneel de gehele antroposofie in beelden zichtbaar maken. Ook ontwikkelde hij nieuwe werkgebieden, zoals de vrijeschoolpedagogie, de biologische-dynamische landbouw, de antroposofische geneeskunde en de bewegingskunst euritmie. Voorts heeft hij inhoudelijk bijgedragen aan de totstandkoming van de Christengemeenschap. In Dornach in Zwitserland werd op zijn aanwijzingen het Goetheanum gebouwd, een kunstzinnig vormgegeven gebouw voor 1.000 bezoekers, waar voordrachten, euritmieopvoeringen en de uitvoeringen van de mysteriedrama’s plaats konden vinden. In de oudejaarsnacht van 1922 is dit door brandstichting verwoest. De volgende ochtend besloot Steiner met dubbele kracht zijn werk voort te zetten. Alle activiteiten die op 1 januari waren gepland vonden doorgang in een naastgelegen houtwerkplaats dat bewaard was gebleven. In plaats van hout is voor het tweede Goetheanum voor beton gekozen, in die tijd een nieuw bouwmateriaal.

Steiner was wel de centrale figuur, maar hij heeft zijn werk alleen maar kunnen verrichten door de steun van een hele kring van mensen om hem heen, die hem hulp hadden aangeboden. Hij is in 1925 in Dornach overleden. Vele kranten over de hele wereld hebben hier aandacht aan besteed.

Aardig om te vertellen dat Rudolf Steiner ook één keer in Zwolle is geweest. Hij heeft op 30 maart 1913 een besloten voordracht gegeven in de concertzaal van Schouwburg Odeon.

terug naar hoofdstukken

Antroposofie is geesteswetenschap

Voordracht op 8 augustus 2021

Op diverse internetsites en op andere plekken wordt gesproken over een elite die wordt verdacht aanstichter te zijn van de huidige wereldcrisis. Ruim honderd jaar geleden heeft Rudolf Steiner, grondlegger van de antroposofie, voordrachten gegeven over hetzelfde thema. Omdat zijn betoog voorkennis behoeft schets ik eerst een beeld van de benodigde begrippen. Vorige week heb ik een en ander verteld over de biografie van Rudolf Steiner. Vandaag staat de vraag centraal: wat is antroposofie, letterlijk vertaald: wijsheid omtrent de mens.

Laat ik beginnen met de geboorte van onze oudste dochter, nu 44 jaar geleden. Toen zij opgroeide werd op een gegeven moment de schoolkeuze actueel. We gingen naar een opendag van de Vrije School in Meppel. We werden direct enthousiast. Niet lang daarna werd in Zwolle een Vrije School opgericht, waar wij ook actief aan meewerkten. In de kring van initiatiefnemers zat ook een oudere dame, die aanbood studieavonden over antroposofie te willen geven. Ik weet nog heel goed hoe ik de eerste avond ervoer. Ik kwam in een geheel nieuwe wereld terecht, waarvan ik het gevoel had dat ik daar naar op zoek was geweest. En sindsdien is antroposofie leidend in mijn leven.

Vorige week vertelde ik over de helderziende vermogens van Rudolf Steiner. Al vanaf zijn vroegste jeugd nam hij vanuit een natuurlijke aanleg een wereld waar met geestwezens. Deze geestwereld was voor hem vertrouwder dan de zintuiglijke wereld, die hij tot zijn 36-ste jaar als in een droom ervoer. In zijn biografie schrijft hij: “Het waarnemend begrijpen van de zintuiglijke wereld gaf mij de grootste moeilijkheden”. Gedurende zijn hele jeugd zocht hij naar de verbindende schakel tussen de zintuiglijke wereld en de geestelijke wereld. In zijn studentenjaren besloot hij zijn aangeboren helderziendheid kwijt te raken om hem vervolgens stap voor stap op eigen kracht opnieuw op te bouwen. Vanaf zijn achttiende jaar kwam hij op het spoor van Goethe en van Fichte. Vele jaren heeft hij gewerkt op het Goethe-en-Schiller Archief in Weimar, waarbij hij middels commentaren het natuurwetenschappelijke werk van Goethe toegankelijk maakte. In dezelfde periode ontwikkelde hij een kennistheorie geïnspireerd door het werk van Goethe en van Fichte, in Nederland als boek verkrijgbaar onder de titel ‘Waarnemen en denken’. Rond zijn dertigste jaar promoveerde Rudolf Steiner als doctor in de filosofie met een dissertatie waarin hij zijn gedachten over de kennistheorie verder had uitgewerkt, hier verschenen onder de titel ‘Waarheid en Wetenschap’. Dit voorwerk mondde uit in het boek ‘De filosofie van de vrijheid – hoofdlijnen van een moderne visie op mens en wereld: observaties in de ziel volgens de methode van de natuurwetenschap’. De kern van dit boek is het denken over het denken. Een gebied dat volledig nieuw was, wat geen enkele filosoof voor Steiner onderzocht had. Hij toont onweerlegbaar aan dat een geschoold zuiver denken zal leiden tot een vrij handelen. In dit boek heeft Rudolf Steiner de verbindende schakel gevonden die beide werelden verbindt: van de zintuigen en van de geest, namelijk het reine denken.

‘De filosofie van de vrijheid’ kan gezien worden als voorportaal van de antroposofie, waarbij Rudolf Steiner er bewust voor kiest het geheel vanuit een natuurwetenschappelijke grondslag op te bouwen. Zijn eerste antroposofische boek is ‘Theosofie’ uit het jaar 1904. Daarin beschrijft hij onder meer de drieledige natuur van de mens in lichaam, ziel en geest en komt het thema ‘reïncarnatie’ aan bod. Uitsluitend hetgeen hij als directe geestelijke ervaring heeft opgedaan is daarin opgetekend.

Enkele jaren later verschijnt ‘Hoe verkrijgt men bewustzijn op hogere gebieden’. In dit scholingsboek beschrijft Rudolf Steiner alle noodzakelijke stappen die voor de huidige tijd gelden. De eerste zin luidt: “In ieder mens sluimeren vermogens waardoor hij zich inzicht in een hogere wereld kan verwerven”. Het is echter geen gemakkelijke weg. Daar is veel discipline voor nodig en geduld en uiteindelijk genade. Want vanuit de geestelijke wereld wordt men beschermd als men er nog niet rijp voor is. Het is niet iets dat afgedwongen kan worden. In de praktijk komt het erop neer dat het voor weinigen is weggelegd.

In 1910 wordt het boek ‘De wetenschap van de geheimen der ziel’ gepubliceerd. Het is een samenvatting van de voordrachten die hij in voorgaande jaren heeft gegeven. Hierin wordt uitvoerig in kosmische beelden maar toch heel concreet de schepping van mens en aarde beschreven. Interessant is dat Rudolf Steiner in zijn inleiding eerst alle mogelijke tegenwerpingen van critici pareert. Ook vertelt hij dat hij vanuit een grondige studie volledig op de hoogte is van wat de natuurwetenschap hierover te melden heeft, zodat hij niet door hen als ondeskundige weggezet kan worden.

In de volgende jaren wijdt Rudolf Steiner zich aan de Christologie. In vele tientallen voordrachten geeft hij geesteswetenschappelijke inzichten om de vier evangeliën in de bijbel beter te kunnen begrijpen. Hij voegt daar ook nog een vijfde evangelie aan toe, waarin hij op intieme wijze de jeugdjaren van Jezus tot aan de doop in de Jordaan beschrijft.

De laatste jaren van zijn leven heeft Rudolf Steiner in zestig voordrachten gedetailleerd over de wetmatigheden van karma en reïncarnatie gesproken. Daarbij heeft hij van diverse personen uit de geschiedenis, waaronder Nero, Nietsche en Schubert, opeenvolgende levens beschreven om aan de hand daarvan de individuele uitwerking van het karma invoelbaar te maken.

Hoe verkreeg Rudolf Steiner zijn inzichten? Bovenzinnelijk waarnemen was niet nieuw. Altijd zijn er mensen geweest die in meerdere of mindere mate helderziend waren. Een daarvan was Madame Blavatsky, grondlegger van de Theosofie. Rudolf Steiner stond echter op een hoger niveau, omdat hij in staat was bij vol bewustzijn gericht geesteswetenschappelijk onderzoek te doen, de resultaten te verifiëren en daar nauwgezet verslag van te doen. In de geestelijke wereld wordt door engelwezens alles wat de mens en de kosmos betreft in een wereldgeheugen opgetekend. Vanuit de oosterse traditie wordt deze aangeduid met de naam Akashakroniek. Alle ingewijden van vroeger en ook Steiner konden daarin schouwen. Niet alleen een blik naar het verleden maar ook naar de toekomst. Hierdoor zijn geestesonderzoekers in staat bepaalde tendensen die in een nabije of verre toekomst zich zullen manifesteren te kunnen voorspellen.

Steiner wilde met zijn uitspraken tegemoet komen aan wat aan de tijd was. Hij benadrukte altijd hem niet op voorhand te geloven, maar wel om het oordeel een tijd uit te stellen om het hart de kans te geven zijn uitspraken te toetsen op waarheid. In de huidige tijd is men geneigd geesteswetenschap niet serieus te nemen. Voor velen geldt uitsluitend het principe: meten, wegen en tellen. Steiner bestrijdt de huidige materialistische wetenschap niet. Hij geeft alleen zoekrichtingen om die te verruimen vanuit een wijdere blik. In dit verband zei hij meermaals dat op den duur wetenschappers hetzelfde zouden ontdekken, wat hij nu al aangeduid had.

Antroposofie is een eigentijdse geesteswetenschap voor de afgelopen honderd jaar en de komende paar honderd jaar. Hoewel vaak niet expliciet aangeduid is antroposofie geheel doortrokken met de Christusimpuls. In de beginjaren is van diverse zijden geprobeerd antroposofie te bestrijden. In dit licht moet ook de brand van het Goetheanum worden gezien en verschillende pogingen om Rudolf Steiner om het leven te brengen, hetgeen steeds op het nippertje is verijdeld. Toen dit niet lukte heeft men geprobeerd antroposofie volledig te negeren, alsof het niet bestond. Ook hier is men uiteindelijk niet in geslaagd. Ik ben ervan overtuigd dat antroposofie een belangrijke hulp kan zijn om fenomenen in de huidige tijd, zoals de wereldcrisis, vanuit een andere invalshoek te kunnen begrijpen.

terug naar hoofdstukken

Drie- en vierledig mensbeeld

Voordracht op 15 augustus 2021

Ruim tien jaar geleden schreef hersenonderzoeker Dick Swaab de bestseller “Wij zijn ons brein”. Hij doet daarin een poging de mens te verklaren uit de bestudering van hersenprocessen. Alles wordt door hem teruggebracht tot materie, tot chemische reacties. Ook wat ziel en geest wordt genoemd ziet Swaab als uitingen van moleculen en atomen. Kortom een materialistisch mensbeeld.

Duizenden jaren geleden was dat anders. Het was een vanzelfsprekendheid dat de mens bestond uit lichaam, ziel en geest. Ook in de bijbel komen deze begrippen voor die als realiteiten worden beschreven. Een grote verandering vond plaats in het jaar 869 na Christus. Tijdens het concilie van Constantinopel werd door de kerkvaders de geest afgeschaft. Vanaf dat moment bestond het dogma: “De mens bestaat slechts uit lichaam en ziel”. Wie nog over geest sprak werd door hen verketterd.

Halverwege de negentiende eeuw werden door Marx en Engels pogingen ondernomen ook de ziel af te schaffen. Zich ten volle bewust van dit tijdsbeeld sprak Rudolf Steiner aan het begin van de twintigste eeuw heel concreet over het drieledig mensbeeld: lichaam, ziel en geest. Het lichaam dat hij van zijn ouders erft. De onsterfelijke geest die met ruime tussenpozen van incarnatie naar incarnatie gaat. Daartussen de ziel als bemiddelaar, die in staat is zich met beide polen te verbinden. Dankzij de ziel kan de geest op het aardse lichaam inwerken.

In 1917 schetst Rudolf Steiner een verontrustend toekomstscenario: ‘Gezond zijn alleen de mensen, die alleen maar van lichaam spreken. – Men zal het als een symptoom van een ziekte zien, als een mens zich zo ontwikkelt dat hij op het begrip kan komen: Er bestaat een geest of een ziel. – Dat zullen zieke mensen zijn. En men zal, daar kunt u zeker van zijn een geschikt medicijn vinden, dat men gebruiken zal. Indertijd schafte men de geest af. De ziel zal men afschaffen door een medicijn. Men zal door een “gezond inzicht” een vaccin vinden, waarmee het organisme zo bewerkt wordt in de zo vroeg mogelijke jeugd, zo mogelijk meteen bij de geboorte, dat dit menselijk lichaam niet op de gedachte komt: “Er bestaat een ziel en een geest”.’

Naast het drieledig mensbeeld plaatst Rudolf Steiner het vierledig mensbeeld. Daarin onderscheidt hij het fysieke lichaam, het etherlichaam, het astrale lichaam en het ‘ik’. Het ‘ik’ van de mens is ingebed in drie elkaar doordringende lichamen. Het fysieke lichaam bestaat uit materie en is voor iedereen waarneembaar. Het ether- en het astraallichaam zijn alleen zichtbaar als kleurige aura’s rond het fysieke lichaam voor wie over helderziende vermogens beschikt. Ook het ik, de wezenskern van de mens, kan door een helderziende worden geschouwd. Het fysieke lichaam is opgebouwd uit materie en is onderhevig aan aardse wetten, waaronder de zwaartekracht. Het etherlichaam is drager van alle levensprocessen. In het astraallichaam wordt men zich bewust van gevoelens zoals vreugde en smart. Het ik beleeft men door het zelfbewustzijn. Op vergelijkbare wijze kent de omringende wereld een vierdeling in: aardewereld (al het dode / mineralen), etherwereld (al het levende / planten), astrale wereld (al het bezielde / dieren) en de geestelijke wereld (hoger Ik van de mens en alle hogere geestelijke wezens, waaronder de engelen).

Verwant hiermee is de vierdeling Aarde - Water - Lucht - Vuur. De materialistische natuurkunde kent slechts drie aggregatietoestanden: vast, vloeibaar en gasvormig. De warmte wordt niet gezien als een iets wat op zichzelf kan staan. Volgens Steiner een verkeerde waarneming.

Naast bovengenoemde indelingen beschrijft Steiner ook een andere drieledigheid, namelijk die van de ziel met de zielenkrachten denken, voelen en willen. Het denken vindt voornamelijk plaats in het hoofd. Het voelen vindt haar centrum in het hart. Het willen komt tot uiting via de ledematen. In het denken is men wakker, in het voelen dromend en in het willen slapend. Het denken biedt tevens de sleutel tot de vrijheid. Een vrijheid die gevaar loopt getuige de voorspelling van Rudolf Steiner in april 1916: “Het grootste deel van de mensheid zal onder invloed van Amerika, van het westen, staan (…). Niet lang nadat het jaar 2000 gekomen is, zal niet zozeer een direct verbod, maar toch een soort verbod op al het denken van Amerika uitgaan, een wet die tot doel zal hebben om al het individuele denken te onderdrukken.” Ter geruststelling voegde hij eraan toe: “Met dit perspectief voor ogen moet de geesteswetenschap werkzaam zijn. Er moet net zo lang gezocht worden – en dan zal het gevonden worden – dat er tegen deze tendensen in de wereldontwikkeling voldoende tegenwicht kan bestaan.”

Deze profetie met betrekking tot het verbod op het denken lijkt binnenkort werkelijkheid te worden. Momenteel stemt de senaat in Washington over de Amerikaanse infrastructuurwet, een 2.700 pagina’s tellend document. Kosten 1.000 miljard dollar. Daarin is een paragraaf opgenomen waarin staat dat het strafbaar zal worden gesteld als men aan de officiële wetenschap twijfelt… Een poging dus om het individuele denken het zwijgen op te leggen. De positieve boodschap is dat we iets zullen vinden om tegenwicht te kunnen bieden.

terug naar hoofdstukken

Ontwikkelingsstadia mens en wereld

Voordracht op 22 augustus 2021

In de vorige drie voordrachten ben ik wat aan de oppervlakte gebleven. Om nader bij het uiteindelijke doel te komen, te spreken over de geheime broederschappen, moeten we vandaag meer de diepte in. Je zou je kunnen afvragen: “Moet ik dit allemaal weten?” Het antwoord zou kunnen luiden: “Nee, dat hoeft niet”. Maar dat is nou precies wat occulte elites willen, dat wij daar geen weet van hebben! Voorts vraagt het volgen van deze en volgende voordrachten om materialistische voorstellingen los te laten. Het gevaar ligt op de loer om anders de mededelingen als pure fantasie te beschouwen. Dit als woord vooraf.

De materialistische wetenschap kan niet anders dan speculeren over het ontstaan van het heelal en het leven op aarde. Samengevat: Het heelal is zo’n 14 miljard jaar geleden ontstaan door een explosie van een bijna oneindig klein punt, met een bijna oneindig grote dichtheid en een astronomisch hoge temperatuur. Na deze oerknal ontstond vrijwel onmiddellijk een gigantisch uitdijend universum. Na verloop van tijd vormden zich meer dan honderd miljard sterrenstelsels, waaronder onze Melkweg met 200 miljard sterren. Een van die sterren is onze zon met bijbehorende planeten, waaronder de Aarde en de Maan. Natuurwetenschappers dateren de ouderdom van ons zonnestelsel op 4,5 miljard jaar en het ontstaan van het leven op aarde op 3,5 miljard jaar geleden. Zij stellen zich voor dat levende materie door toeval in een oersoep vanuit moleculen is ontstaan. De verdere ontwikkeling wordt beschreven als een natuurlijke selectie van steeds meer gecompliceerde levensvormen tot aan de mens toe.

Diametraal tegenover deze evolutieleer staat de gedachte van een schepping door God of door goden. Wie bijvoorbeeld de bijbel letterlijk neemt, gelooft dat de hemel en aarde en alles wat leeft in zes dagen is geschapen en dat de zevende een rustdag was. Andere gelovigen zien het scheppingsverhaal als beeldspraak. Zowel de natuurwetenschappelijke als de Bijbelse visie spreken tot de verbeelding. De resultaten uit het geesteswetenschappelijk onderzoek van Rudolf Steiner naar het ontstaan van het heelal en het leven op aarde spreken ook tot de verbeelding, maar dan in het kwadraat. Bij de antroposofische visie is het niet ‘evolutie of schepping’, maar beide: ‘schepping en evolutie’. Ondermeer in de boeken ‘Theosofie’ en ‘Uit de Akasha-Krokiek’ geeft hij gedetailleerde beschrijvingen vanuit diverse invalshoeken.

Ik begin bij het tijdperk waarin wij nu leven. Steiner spreekt over het vijfde na-Atlantische cultuurtijdperk, dat begon in 1413 en duurt tot het jaar 3573 na Christus. Hij beschrijft zeven cultuurtijdperken van circa 2.160 jaar elk, van ruim 7.000 jaar voor Christus tot een kleine 8.000 jaar na Christus. Wat in de Bijbel wordt aangeduid met de Zondvloed ligt ruim 9.000 jaar achter ons en betekende de ondergang van Atlantis. Na die catastrofe belanden we vanuit Voor-Indië, via Perzië, Egypte en Griekenland weer in onze tijd met een centrale rol voor West-Europa. Na ons komen nog twee cultuurtijdperken, eerst in Rusland en later over ruim 3.700 jaar in Amerika. Wat in de Bijbel wordt aangeduid met de ‘Oorlog van allen tegen allen’ zal over 5.800 jaar plaatsvinden aan het eind van de zevende, Amerikaanse, cultuurperiode.

Vorige week heb ik geschetst dat de huidige mens bestaat uit vier wezensdelen: fysiek lichaam, etherlichaam, astraal lichaam en ‘ik’. Dus het materiële wat we met de mineralen gemeen hebben; het levende, waardoor we aan de plantenwereld verwant zijn; het bezielde, waarbij een overeenkomst is met de dierenwereld; het zelfbewustzijn, dat ons uniek maakt. Deze vierledigheid hebben we pas op aarde gekregen. Net zoals de mens geschapen en geëvolueerd is geldt dat voor de Aarde. Ook de Aarde is geschapen en heeft diverse metamorfoses doorgemaakt.

Nu maak ik een stap naar een zeer ver verleden, de tijd waarin de mens werd geschapen. De eerste zijnstoestand van de Aarde wordt in occulte geschriften ‘Saturnus’ genoemd. In zeven tijdvakken werd het fysieke lichaam van de latere mens aangelegd. Deze bestond uitsluitend uit warmte. Materie bestond toen nog niet. Bij de schepping waren negen engelhiërarchieën elk op geheel eigen wijze betrokken. Ik noem hier de namen zoals ze in de antroposofie gebezigd worden, van de meest dichtbijstaande tot de allerhoogste: Engelen, Aartsengelen en Archai, vervolgens: Exousiai, Dynamis en Kyriotetes en daarboven: Tronen, Cherubijnen en Serafijnen.

Na een rusttoestand ging ‘Saturnus’ (de toenmalige aardetoestand) over in een planetair stadium dat ‘Zon’ wordt genoemd, waarin het etherlichaam werd geschapen. Daarna ging de ‘Zon’ over in de ‘Maan’-fase, waarin het astraal lichaam werd gevormd. Met ‘Maan’ wordt niet de huidige Maan bedoeld. De drieledige maanmens bestond toen uit fysiek lichaam, etherlichaam en astraal lichaam. De vierde planeetontwikkeling heet ‘Aarde’, waarbij het ‘ik’ werd toegevoegd en er sprake was van de vierledige mens. Voor het eerst in de schepping ontstond –naast lucht en water– vaste stof. In de opeenvolgende stadia van ‘Saturnus’ naar ‘Zon’, naar ‘Maan’ en naar ‘Aarde’ zijn ook het dierenrijk, het plantenrijk en het mineralenrijk ontstaan, evenals de huidige zon, maan en de planeten.

Planetaire stadia bestaan alle uit zeven tijdvakken. In de occulte literatuur hebben de zeven tijdvakken van de Aarde de volgende namen gekregen: Polaris, Hyperborea, Lemurië, Atlantis, Na-Atlantis, waarin we nu leven, zesde tijdvak en zevende tijdvak. Halverwege Lemurië vond plaats wat in de Bijbel wordt aangeduid met de zondeval. Vanaf dat moment deed ziekte en dood zijn intrede.

Tijdsprocessen gaan altijd in zeven stappen. Drie opgaande, een midden, en drie neergaande. De gehele schepping bestaat uit 7 x 7 x 7 ontwikkelings- en rijpingsstadia. De ‘Aarde’ is zoals gezegd het vierde planetaire stadium. Daarna komen na steeds een rustpauze nummer vijf, zes en zeven met de achtereenvolgende namen: ‘Jupiter’, ‘Venus’ en ‘Vulcanus’.

Niet alleen de mens maakte na elk planetair stadium een ontwikkeling door. Dat gold ook voor alle engelhiërarchieën. Elke keer toen ‘Saturnus’, ‘Zon’ en ‘Maan’ zijn afgesloten zijn er engelwezens geweest, die zich niet in voldoende mate ontwikkeld hadden. Zij moesten later het verzuimde inhalen maar konden dat alleen doen ten koste van de mensheid. Deze achterblijvers zijn een storende factor in de schepping en kunnen als ‘het boze’ worden aangeduid. Maar aan de andere kant hebben ze ook de vrijheid aan de mensen gebracht.

Het scheppingsverhaal dat ik hierboven geschetst heb is een samenvatting van een gebeuren waar Rudolf Steiner diverse boeken over heeft geschreven en vele lezingen aan heeft gewijd. Dat betekent dat ik veel weg heb moeten laten en dat wat ik verteld heb dus een simplificatie is. Rudolf Steiner benadrukt dat al zijn uitspraken berusten op geesteswetenschappelijk onderzoek en ervaring en er nergens sprake is van speculatie. Opmerkelijk is dat de naam Christus geen enkele keer genoemd is, alsof hij geen rol zou spelen. Het tegendeel is waar. Weliswaar is hij voor een materialistische blik onzichtbaar, maar op de achtergrond speelt hij wel degelijk een beslissende rol. Dat zal het thema zijn van de volgende week.

terug naar hoofdstukken

De werking van Christus

Voordracht op 29 augustus 2021

Wie in staat is onbevangen waar te nemen wat er wereldwijd gaande is, waardoor vrijheiden drastisch beperkt worden, kan vermoeden dat hier sturende krachten op de achtergrond actief zijn. Meer dan honderd jaar geleden heeft Rudolf Steiner, grondlegger van de antroposofie, over ditzelfde onderwerp gesproken. Hij vertelde over geheime broederschappen die uit zijn de mensheid in hun macht te krijgen. Steiner zei dat het belangrijk was dit te weten en vooral ook inzicht te krijgen hoe ze te werk gaan, waardoor hun macht gebroken wordt. Omdat zijn mededelingen enige voorkennis behoeven, geef ik eerst voorbereidende voordrachten. Vandaag is het thema: “de werking van Christus’.

In de westerse wereld is er vrijwel niemand die niet het woord ‘Christus’ kent. Al was het alleen maar door onze jaartelling: we leven in het jaar 2021 na Christus. Wie kent niet de overdrachtelijke uitdrukking: “Mijn mobiele telefoon is nog van voor Christus” om aan te geven dat die meer dan bijvoorbeeld vijf jaar oud is. Het woord wordt veelgebruikt, maar wie heeft nog verbinding met het wezen ‘Christus’? Het is bekend dat er zelfs theologen zijn die niet geloven in Christus, hooguit in de mens Jezus, zoals die in de bijbel beschreven staat.

Dat geloof was er wel bij ingewijden uit zeer oude tijden. Zij schouwden de Christus als goddelijk wezen op de zon, die geleidelijk aan in de loop van duizenden jaren naar de aarde afdaalde. Ook de Wijzen uit het Oosten, die in de Bijbel worden genoemd, hadden deze kennis en waren op zoek naar het kind waarin het zonnewezen zich zou openbaren en die zij in Bethlehem vonden.

Tijdens een voordracht stelde iemand eens een vraag aan Rudolf Steiner, waarom hij over de Christus sprak, omdat iedereen toch kon zien dat na 2.000 jaar Christendom er niets meer van over was. Steiner gaf toen een verrassend antwoord. Zonder de werking van Christus zouden er geen spoorwegen kunnen bestaan en geen posterijen. Als iemand een brief met een postzegel op de bus doet, gaat hij er vanuit dat deze zonder zijn verdere bemoeienis bij de geadresseerde wordt afgeleverd. Het volste vertrouwen dat men heeft is, zonder dat men er acht op slaat, mogelijk geworden door de Christusimpuls! Christus is wel degelijk werkzaam in de wereld, maar niet altijd direct zichtbaar. Steiner voegde eraan toe dat de werking van Christus in de toekomst alleen maar toe zal nemen!

In de bijbel wordt verteld over Paulus, die spoedig na de kruisiging van Jezus de eerste Christenen vervolgt. Bij Damascus heeft hij onverwacht een bovenzinnelijke ontmoeting met de Christus, die hem vraagt: “Waarom vervolgt Gij mij?” Dit brengt een totale ommekeer bij hem teweeg, waardoor hij de meest vurige pleitbezorger van het Christendom wordt.

Vorige week heb ik een korte schets gegeven van de schepping van de mens en van de aarde. Er werden negen hiërarchieën van engelen genoemd die allen rechtstreeks betrokken zijn bij de schepping. Hier kan ik toevoegen dat zij de uitvoerders waren die in opdracht werkten van de Christus, als architect de eigenlijke schepper. Ook heb ik verteld over de achtergebleven engelen die aan de ene kant een storende invloed hadden in de ontwikkeling van de geschapen mens, maar die aan de andere kant de mens de vrijheid hebben gegeven. Zonder verder in details te treden heeft de Christus vanuit de geestelijke wereld vier keer ingegrepen om de schepping die door de werking van deze tegenkrachten vast dreigde te lopen een duw in de goede richting te geven, zonder de verworven vrijheid van de mens aan te tasten. De eerste keer was halverwege Lemurië, de tweede en derde keer tijdens Atlantis en de vierde keer in de na-Atlantische periode nu zo´n 2.000 jaar geleden. Bij de doop in de Jordaan is de Christus ingedaald in het lichaam van de dertigjarige Jezus en is gedurende drie jaar voor iedereen zichtbaar op aarde werkzaam geweest. Na de kruisiging op Golgotha heeft hij na drie dagen de dood overwonnen. Dit wordt aangeduid als ‘de opstanding’. Rudolf Steiner beschrijft dat dit het doel was, zodat de Christus zich met de aarde en met alle mensen kon verbinden. Na het ‘keerpunt der tijden’ heeft ieder mens een goddelijke vonk geschonken gekregen. Zodat de uitspraak van Paulus – sinds Damaskus – “Niet ik, maar Christus in mij” realiteit is, die voor elk mens – goed of slecht – van toepassing is, zowel gelovigen als ongelovigen.

Zoals aangeduid heeft de Christus in de loop van de tijd vier keer ingegrepen. Rudolf Steiner spreekt in dit verband over offers. In het begin van de twintigste eeuw – voorspelde hij – zou er een vijfde offer worden gebracht. Op diverse plekken in de Bijbel staat dat de Christus in de toekomst terug zal komen in de wolken. Deze uitspraak, die met ‘de wederkomst van de Christus’ wordt aangeduid, is vanuit een materialistische visie moeilijk te begrijpen. Rudolf Steiner vertelt dat in Bijbelteksten vaak occulte begrippen zijn verweven. Zo staan de wolken voor de etherische wereld. In antroposofische bewoordingen kan deze zin vertaald worden als: de Christus zal wederkeren in de etherwereld. Dus in een bovenzinnelijke wereld één niveau hoger dan de zichtbare materiële wereld, en dat is de wereld van het levende. In een latere voordracht vertelt hij dat mensen die in staat zijn etherlichamen te schouwen de etherische Christus zullen kunnen ontmoeten – heel concreet – vanaf het jaar 1933. Vooral als mensen zich in een noodsituatie bevinden. Rudolf Steiner voegt eraan toe dat steeds meer mensen dit vermogen zullen krijgen. Hij benadrukt dat het van het allergrootste belang is dat deze gebeurtenis niet door de mensheid verslapen wordt, omdat het anders pas in een zeer verre toekomst ingehaald zou kunnen worden. In de voordracht over de geheime genootschappen kom ik op het thema van de etherische Christus terug.

De komende voordrachten zullen voornamelijk gaan over de werking van het kwaad, waaronder de Antichrist. De mensheid zal zich in de komende tijd en de verdere toekomst moeten ontworstelen van het juk dat door de tegenkrachten op zijn schouders is gelegd. De verantwoordelijkheid hiervoor wordt geheel bij de mens gelegd, anders zou hij niet vrij zijn, maar hij mag vertrouwen op de Christus, die de belofte heeft uitgesproken: “Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld”.

terug naar hoofdstukken

De werking van de tegenkrachten

Voordracht op 17 oktober 2021

Op sociale media en andere alternatieve bronnen circuleren berichten over een kleine groep mensen die vanuit het verborgene probeert macht uit te oefenen over de gehele mensheid. Opmerkelijk is dat meer dan honderd jaar geleden Rudolf Steiner, de grondlegger van de antroposofie, over exact hetzelfde onderwerp voordrachten heeft gehouden. Hij spreekt met name over geheime broederschappen en hun satanische werkwijze. Hij benadrukt dat het belangrijk is hier inzicht in te krijgen, waardoor hun macht kan worden gebroken.

Omdat de uitspraken van Rudolf Steiner voorkennis behoeven heb ik eerst voorbereidende voordrachten gehouden. Ik ben begonnen te vertellen over de biografie van Rudolf Steiner, die zijn helderziende vermogens zo heeft geschoold dat hij op wetenschappelijke wijze geestesonderzoek kon doen. In de volgende voordracht belichtte ik de antroposofie, die een onuitputtelijke bron vormt voor studie. In de derde voordracht sprak ik over het drie- en vierledig mensbeeld. De driedeling in lichaam, ziel en geest en de vierdeling in fysiek lichaam, etherlichaam, astraal lichaam en ik. De volgende voordracht betrof de ontwikkelingsstadia van mens en wereld met de zeven planetaire stadia: Saturnus, Zon, Maan, Aarde, Jupiter, Venus en Vulcanus. Ook werden alle negen engelhiërarchieën genoemd, die elk op eigen wijze bijdroegen en bijdragen aan de schepping. In de vijfde voordracht vertelde ik over de werking van Christus, die als architect van de schepping kan worden gezien. In de bijbel wordt gesproken over de wederkomst van Christus in de wolken. Rudolf Steiner legde deze bijbelpassage uit als de verschijning van Christus in de etherwereld. Daarbij noemde hij het jaartal 1933.

Vandaag ga ik dieper in op de tegenkrachten. Voor het eerst kwamen zij ter sprake in mijn voordracht over de schepping. Ik vertelde dat niet alleen de mens een ontwikkeling doormaakt, maar dat dat evengoed geldt voor alle engelhiërarchieën. In dat verband sprak ik ook over achtergebleven engelwezens, zowel bij de afsluiting van ‘Saturnus’, van ‘Zon’ als van ‘Maan’. Deze engelen werken later als storende factor in de schepping en kunnen als ‘het boze’ worden aangeduid. Dat is de ene kant van de medaille. Aan de andere kant hebben ze ook de mogelijkheid tot vrijheid aan de mens gebracht.

Deze tegenkrachten kennen we ook uit de Bijbel, veelal aangeduid met Duivel en Satan. Rudolf Steiner beschrijft dat het inderdaad om twee verschillende wezens gaat: Lucifer en Ahriman. Hij karakteriseerde hen als het goede in de verkeerde tijd. Het kwaad is als zodanig geen scheppend principe, maar gebruikt altijd iets bestaands voor eigen doeleinden, waardoor het misvormd wordt. Het kan gaan om het doen herleven van een ver verleden in de huidige tijd. Of iets wat nog niet aan de tijd is vele eeuwen naar voren te halen. Aan de ene kant Lucifer, de lichtengel, die de mens kan enthousiasmeren maar hem ook kan verleiden tot waanbeelden, zodat hij het contact met de aarde verliest. Aan de andere kant Ahriman, de inspirator van de wetenschap en de techniek, die de mens probeert te ketenen in een materialistisch wereldbeeld. Het gaat dus om twee volledig tegengestelde krachten waar ieder mens mee te maken heeft. Als men niets met Lucifer te maken wil hebben, wordt hij ongewild in de armen van Ahriman gedreven en omgekeerd. Hier gaat het werkelijk om de gulden middenweg, het evenwicht bewaren tussen Lucifer en Ahriman. Op deze wijze kan dan in het midden de Christus werkzaam worden. Lucifer is de engel van de hoogmoed en de eigenliefde en wil zich graag doen gelden. Ahriman daarentegen gedijt het beste als hij onzichtbaar is, als mensen niet geloven dat hij bestaat. Ahriman heerst door het verspreiden van leugens en het zaaien van angst. Ahriman wil de mens doen geloven dat hij een veredeld dier is en probeert de gehele wereldbevolking in zijn macht te krijgen. Het ideaal van Ahriman is een wereld met een gerobotiseerde mensheid.

Zowel Lucifer als Ahriman maken deel uit van ons wezen. Met andere woorden: in ieder mens zijn Ahriman en Lucifer werkzaam. Dankzij Lucifer, de slang van het oerbegin, kan de mens goed en kwaad onderscheiden en krijgt hij een impuls tot vrijheid. Anderzijds maakt Ahriman de mens tot een liefdeloos en intelligent wezen met een sterke wil die aan de natuurkracht verwant is. De Christus, de middelaar tussen deze twee, leert de mens dat hij door het lijden de kracht van de liefde in zich kan ontwikkelen. De mens kan Ahriman en Lucifer niet bestrijden, maar wel hun invloed ombuigen tot het goede.

Tweeduizend jaar geleden heeft de Christus eenmalig, gedurende drie jaar, in een aards lichaam geleefd. Drieduizend jaar daarvoor was Lucifer in China geïncarneerd in een menselijk lichaam. Ook Ahriman heeft recht op een aardse incarnatie: een kleine drieduizend jaar na Christus. Rudolf Steiner heeft in een late voordracht verteld dat Ahriman alles op alles zou zetten om zijn komst bijna duizend jaar te vervroegen door aan het begin van de 21-ste eeuw te incarneren. Dat is de tijd waarin wij nu leven. Ahriman wil de mens doen geloven dat er geen geestelijke wereld bestaat en wil hem beroven van zijn vrijheid. Steiner benadrukt dat dit alles onontkomelijk is, maar dat de mens het onheil kan keren door zijn plannen te doorzien. Met andere woorden: als de mens hem herkent als een soort Antichrist.

We kennen de uitdrukking: ‘Alle goede dingen bestaan uit drieën’. Maar dat geldt ook voor het kwaad. Naast de eerder genoemde Lucifer en Ahriman is er een derde, die als meester in het kwaad kan worden gezien: Asura. Rudolf Steiner heeft terloops en daarbij uiterst behoedzaam over deze derde macht gesproken. In de loop van de twintigste eeuw is deze voor het eerst werkzaam geworden en zal naar de toekomst toe steeds krachtiger worden. Asuras wil de mens vernietigen, met name zijn ik, waardoor dit onherstelbaar beschadigd raakt. Waar Lucifer staat voor het egoïsme, Ahriman voor het materialisme, kan Asura worden gekenschetst door het nihilisme. Rudolf Steiner voorzag dat in de huidige tijd Amerika de wereldheerschappij zou verwerven. En dat onder invloed van de Asuras alle cultuur over de gehele aarde verziekt en vernietigd zou worden. De werking van Asura is ook te herkennen in de zwarte magie, waarbij de scholing erin bestaat dat men leert levende mensen open te snijden zonder daarbij enige emotie te voelen.

Lucifer, Ahriman en Asura maken allen deel uit van de schepping. Een ander veel gevaarlijker wezen, dat buiten de schepping staat, is de zonnedemon Sorat, die zijn peilen rechtstreeks op de Christus richt, en dus als de ware Antichrist geldt. Sorat maakt daarbij gebruik van de diensten van eerdergenoemde drie tegenkrachten. De naam Sorat heeft Rudolf Steiner ontcijferd uit het getal 666, bekend uit de openbaring van Johannes. In diverse voordrachten heeft Steiner over de betekenis hiervan gesproken, met name dat sinds het mysterie van Golgotha elke 666 jaar een kwaadaardige impuls in de mensheid binnen vloeit.

Er zijn occulte genootschappen die kennis van al deze zaken hebben en willen voorkomen dat de mensheid hier weet van heeft. Zij gebruiken hun inzichten voor eigen doeleinden, daarbij geïnspireerd door voornoemde wezens van het kwaad. Zij willen de mensen doen vergeten dat Christus bestaat. Voor wie dit echter doorziet zal kunnen rekenen op de hulp van de Christus, die zich met het individuele lot van alle mensen heeft verbonden.

terug naar hoofdstukken

De strijd van Michael met de draak

Voordracht op 24 oktober 2021

Eerst wil ik aanknopen bij een eerdere voordracht waarbij ik over de schepping heb gesproken. Toen heb ik negen engelhiërarchieën genoemd, waarvan ik de laatste drie vandaag in herinnering breng. Dat zijn van beneden naar boven de engelen, de aartsengelen en de archai. De engelen staan het dichtst bij de mens. Ieder mens op aarde heeft een eigen beschermengel. Ook als mensen een groep vormen, verbindt zich hiermee een engel. De aartsengelen, die op een hogere trap staan, zijn de begeleiders van volken. Weer een trap hoger bevinden zich de archai. Zij zijn leiders van cultuurperioden, die elk zo’n 2.400 jaar duren. Een cultuurperiode is onderverdeeld in zeven tijdvakken van een kleine 350 jaar met elk een eigen tijdgeest. Het betreffen zeven aartsengelen die dan tijdelijk verheven worden tot de rang van archai. Het tijdperk waarin wij nu leven is begonnen in het jaar 1879. De aartsengel die zich daarmee verbonden heeft heet Michael. Wij leven nu dus in het Michaeltijdperk.

De naam Michael betekent: ‘Wie is als God’. Hij is dienaar van Christus en heeft ook diens aangezicht. Hij is de strijder tegen het kwaad en leidt de mens tot Christus. Michael is geen onbekende. Deze stad Zwolle heeft Michael als schutspatroon. Op verschillende plekken in de binnenstad, bijvoorbeeld boven de Grote Kerk in het centrum, zijn kunstwerken te vinden waarin Michael wordt afgebeeld met een speer of een zwaard en ook met de weegschaal. Sinds de negende eeuw is door de katholieke kerk een heiligendag aan Michael toegewezen: 29 september. Vooralsnog zonder feest. Pas sinds de stichting van de vrije school in 1919 wordt jaarlijks – wereldwijd – op deze datum het Michaelsfeest gevierd. De vrije school in Zwolle heet overigens Michaelschool. Zwolle heeft zijn eigen Michaellegende die speelt bij de kolk van Kiezebrink, vlak bij de IJssel. Het betreft een van de vele legenden over Sint Joris en de draak die in vele variaties in alle culturen terug te vinden zijn.

In de Bijbel wordt Michael genoemd in de Openbaring van Johannes.

En een strijd begon in de hemel:

Michaël en zijn engelen streden tegen de Draak

en de Draak streed ook temidden van zijn engelen,

Uitgeworpen werd de grote Draak, de Slang van het oerbegin,

die genoemd wordt Diabolos en Satanas,

die de gehele wereld misleidt,

hij werd neergeworpen in de aarde en zijn engelen werden met hem neergeworpen.

Rudolf Steiner heeft veel over Michael gesproken, voornamelijk in de voordrachten van de laatste periode. De allerlaatste voordracht die Steiner gaf ging ook over Michael. De strijd waarover de bijbel spreekt heeft volgens Steiner plaatsgevonden van 1841 tot in de herfst van 1879. Het was een gevecht op drie fronten. Dit leidde tot de val van Lucifer, de engel van de hoogmoed. Voorts voerde Michael een strijd met Ahriman, beiden op het gelijke niveau van de rang van aartsengel, die in het voordeel van Michael werd beslist. En tenslotte de strijd met de Asurische machten, het grootste kwaad, die op het hogere niveau van de archai staan. Michael kon deze strijd alleen maar winnen door zijn blik onafgewend op de Christus te richten. Zo werd de draak, als zinnebeeld voor de drie tegenkrachten: Lucifer, Ahriman en Asura, gedurende een 38-jarige strijd naar de aarde verbannen. Dat heeft tot gevolg dat deze tegenkrachten vanaf 1879 vanuit het aardse ieder op eigen wijze op de mensheid inwerken. Het is aan de mens om tot bewustzijn te komen hoe hij deze tegenkrachten te weer kan staan, waarbij hij de hulp van Michael in kan roepen. Michael, destijds de strijder met een opgeheven dreigend zwaard, die in deze tijd de mens wenkt, beduidende: volg mij in vrijheid! Over Michael en zijn verdere betekenis voor de mensheid is nog veel meer te vertellen, maar dat zou hier te ver voeren.

In het begin van de negentiende eeuw waren er broederschappen, die de kennis van ingewijden te goeder trouw wilden behoeden. Zij schouwden dat er een strijd in de hemel plaats zou gaan vinden en zij beraadden zich erop hoe te handelen. De keuze was: nog steeds alles geheim houden, of toch iets van de geheimen prijsgeven, tot heil van de mensheid. In de volgende voordracht over de geheime broederschappen ga ik hier dieper op en zal ik vertellen dat er enkele broeders misbruik hebben gemaakt van de impasse die ontstond aan het einde van de negentiende eeuw, met diepgaande gevolgen voor de wereld waarin we nu leven.

Ik wil afsluiten met de woorden die Rudolf Steiner sprak aan het eind van zijn Michael-voordrachten in november en december 1919, nadat hij over het drievoudige kwaad dat over de wereld zou worden uitgestort had gesproken:

“Aan deze dingen moet men het enthousiasme ontlenen, dat de vlam zal ontsteken om werkelijk wegen te vinden, om zo veel mogelijk mensen de ogen te openen. Voor degenen die inzicht in dit alles hebben gekregen, is het nu hun taak, de mensheid voor te lichten.” En: “Vandaag heb ik alleen maar een gevoel in u willen wakker roepen dat u vertelt, dat het tegenwoordig werkelijk het belangrijkste sociale werk is, om de mensen tot in de verste omtrek wakker te schudden.”

terug naar hoofdstukken

Geheime broederschappen

Voordracht op 14 november 2021

Samenvatting (deels in eigen bewoordingen) van uitspraken Rudolf Steiner op 18, 19 en 25 november 1917

Eerst een woord vooraf. Alle uitspraken die door Rudolf Steiner zijn gedaan, berusten naar eigen zeggen op grondig geesteswetenschappelijk onderzoek. Steiner ried destijds zijn toehoorders aan niets van wat hij vertelde op voorhand te geloven, maar met een open geest, vooralsnog zonder oordeel, zijn voordrachten op te nemen. En er vervolgens een tijdje mee te leven en uiteindelijk het hart te laten spreken of het gezegde als waarheid aanvaard zou kunnen worden. De voordrachten die hij in november 1917 gaf was voor leden van de Antroposofische Vereniging, die al vertrouwd waren met geesteswetenschappelijke inhouden. In de afgelopen zeven voordrachten heb ik daar summier het een en ander over verteld. Voor wie dit alles nieuw is, is het raadzaam onderstaande tekst diverse keren opnieuw te lezen om tot de kern door te kunnen dringen. Wie zich deze moeite getroost zal beloond worden met inzicht, waardoor de macht van de Broeders in het Kwaad gebroken kan worden.


Eerste voordracht

Steiner begint te vertellen over de psychoanalyse, gebaseerd op het werk van Freud, die in zijn tijd opgang doet. Psychoanalytici proberen de ziel en de geest te onderzoeken om op basis daarvan therapeutisch werkzaam te kunnen zijn. Zij hanteren daarbij het begrip ‘het onbewuste’ als drijvende kracht, maar het lukt hun niet deze te doorgronden. Steiner haalt een voorbeeld aan van een vrouw die in een psychotische toestand zichzelf te gronde richt. Dit kan onmogelijk verklaard worden door de aanname van een onbewuste geest. Wat haar drijft dringt misschien niet door in het bewustzijn van de vrouw, maar de demonische geest weet wel degelijk wat hij doet. We kunnen ons van geesten die onze persoonlijkheid in de ban houden misschien niet bewust zijn, maar zij zijn voor zichzelf wel degelijk bewust. In een ver verleden wisten mensen die over een natuurlijke helderziendheid beschikten dit ook. In feite is de kennis over geestelijke wezens die de mens beïnvloeden en beheersen er altijd geweest. Dit weten bleef bewaard in kringen van geheime broederschappen.

Sinds 1879 zijn de ahrimanische geesten van de duisternis zeer actief op aarde. Kwaadwillende broederschappen helpen hen het materialisme te verspreiden. Ook manipuleren zij de publieke opinie. Zo gaat het verhaal de ronde dat de tijd van het materialisme spoedig zal eindigen of zelfs al voorbij is. Dit wordt verkondigd via alle kanalen en in alle lagen van de bevolking. Er wordt daarbij zeer oppervlakkig en in materialistische zin gesproken over de geest. De waarheid is dat het materialisme juist toe neemt in de komende vier à vijf eeuwen, tenzij we in verweer komen. Het is noodzakelijk helder te begrijpen dat we in een tijd leven waarin we geconfronteerd worden met het boze. Dat het erom gaat het materialistische wezen uit de algemene mensheidontwikkeling te weren. Maar daar moet wel de Christus tegenover staan. Men moet zich niet op de mouw laten spelden dat de duivel niet bestaat. Zijn invloed zal alleen maar toenemen. De broederschappen weten dit, maar de waarheid wordt door hen niet verteld.

Het is tegenwoordig een gevaarlijk standpunt als men meent dat het onnodig is zich gedachten te vormen over het leven na de dood, dat men volhardt in een materialistische kijk op het leven. Juist die mensen zullen ten prooi vallen aan de heerschappij van het kwaad. Broederschappen, geleid door ingewijden, proberen deze zielen na hun dood in hun machtssfeer te trekken. Op deze wijze wordt door hen een kring van zielen van gestorvenen gecreëerd, die binnen het bereik van de aarde blijft. Om hun doeleinden te bereiken maken zij gebruik van de krachten van deze doden. Als dit lukt groeit hun macht enorm. Het is naïef te denken dat deze broederschappen niet bestaan. Ze bestaan wel degelijk en zijn bovendien gevaarlijk. Er is geen ander middel om je tegen deze dingen te weren dan er bewustzijn van hebben. Weet men ervan, dan is men al beschermd. En het is nooit te laat om dit te onderzoeken.

De verschijning van de Christus als etherisch wezen in de aardesfeer zal plaatsvinden in de loop van de twintigste eeuw (vanaf 1933). Hierop heeft geen enkel mens invloed, ook de machtigste ingewijde niet. Het gebeurt. Broederschappen kunnen mensen wel afleiden met hulp van de in de aardesfeer verbannen doden. Zij proberen vervolgens een ander wezen met een sterk ahrimanische natuur, een soort anti-Christ, de wereldheerschappij te geven en zullen hem de Christus noemen.

Tegenover de westerse staan oosterse broederschappen in India die ook invloed willen uitoefenen op de ontwikkeling van de mensheid. Ook zij willen verhinderen dat de Christusimpuls werkzaam wordt. In hun werkwijze maken zij echter geen gebruik van doden. Oosterse broederschappen maken daarentegen gebruik van niet opgeloste etherlichamen van overledenen. Zij dwingen allerlei demonische wezens hier bezit van te nemen. Het zijn geesten die niet tot de aardeontwikkeling behoren. Deze nieuw gevormde etherische wezens worden in de oosterse loges opgenomen. Deze broederschappen verstaan de kunst illusies tevoorschijn te toveren waarmee zij mensen om de tuin leiden. Zij brengen mensen ertoe hun voorvaderen te vereren maar men doorziet niet dat men in werkelijkheid met demonische geesten in etherlichamen van de betreffende overledenen te maken heeft. Op deze wijze willen de broederschappen bewerkstelligen dat de verschijning van de Christus onopgemerkt wordt.

Zo wordt van twee kanten een strijd gevoerd tegen de Christusimpuls. En als men de mensen wijsmaakt dat het onbewuste in hen werkzaam is, kan dat tot gevolg hebben dat zij de Christusimpuls niet opmerken.


Tweede voordracht

Dat bepaalde personen, die zich in de broederschappen hebben verenigd, kwade bedoelingen hebben is een realiteit. Ook dat er demonische geesten op deze broederschappen inwerken en wier invloed ook door hen wordt gezocht. Bij broederschappen hebben we te maken met verschillende partijen. Er zijn leden die een absolute geheimhouding van bepaalde hogere waarheden willen bewaren. Daarnaast zijn er leden die sinds het midden van de negentiende eeuw ertoe neigen bepaalde waarheden voorzichtig naar buiten te brengen. Wat uitgaande van deze broederschappen als impuls in de mensheid wordt binnengebracht zal daarom vaak op basis van een compromis tot stand zijn gekomen. Deze broederschappen die de werkingsimpulsen van de mensheid kennen, zagen in het begin van de veertiger jaren van de negentiende eeuw een hemelse strijd aankomen, gesymboliseerd in de strijd van Michael met de draak. Zij werden genoodzaakt zich af te vragen wat hun te doen stond. Met de beste bedoelingen wilden zij op een materialistische manier mensen iets bijbrengen over de geestelijke wereld. Door hen werd het spiritisme geïntroduceerd. Het was noodzakelijk om de mensen ten tijde van de strijd tenminste een ervaring of een gevoel bij te brengen dat om hen heen een geestelijke wereld bestaat. De leden die doorgaans afwijzend stonden tot openbaar maken van spirituele waarheden werden overstemd door het tegenovergestelde standpunt, en zagen zich genoodzaakt in te stemmen. De goedbedoelende leden dachten dat middels mediums mensen overtuigd zouden worden van een geestelijke wereld om hen heen. Men zou dan vervolgens hogere waarheden bij kunnen brengen. Dit plan mislukte. Hetgeen door de mediums aan het licht werd gebracht werd door de mensen geïnterpreteerd als iets dat van de doden kwam en niet, zoals de bedoeling was, van een algemene wereld van natuurwezens. Voor alle partijen was dit een teleurstelling, zowel de voor- als de tegenstanders van het plan. Maar er waren binnen de broederschappen ook ingewijden, aangeduid met ‘broeders van het kwaad’, die erop uit waren een impuls in de mensheidsontwikkeling aan te grijpen als middel om macht over mensen te krijgen. Deze hadden het experiment met de spiritistische sessies gaandeweg naar zich toe getrokken, waardoor het binnen hun machtsbereik kwam. Ook zij waren teleurgesteld, maar om een andere reden. Zij vreesden dat de doden die door hen misbruikt waren zich tijdens de sessies hun kwade bedoelingen aan het licht zouden brengen. De broeders in het kwaad hebben in feite zichzelf verraden in de spiritistische sessies. Want in plaats zich te verbergen, hebben zij zich hierdoor laten ontmaskeren. Daardoor werd aangetoond, dat hun onderneming nog lang niet was gelukt.


Derde voordracht

Rudolf Steiner schetst ontwikkelingen en uitvindingen in de nabije toekomst. Hij spreekt over het verbinden van menskracht aan machinekracht, zelfs over het versmelten van het wezen van de mens met het wezen van de machine. De mens zal langzaam maar zeker zijn intenties en gedachten op machinale krachten kunnen overbrengen. Er zullen nieuwe krachten in de menselijke natuur worden ontdekt, die op de uiterlijke elektrische en magnetische krachten inwerken. Omdat het zenuwstelsel geleidelijk aan af zal sterven, zullen geestelijke krachten moeten worden ontwikkeld om ziekte en dood onder controle te houden ten gunste van het leven. Voorts zal de menselijke gedachte doordringen in geboorte en groei. Geheime broederschappen zullen echter proberen vanuit egoïstische motieven dit alles naar hun hand te zetten. Zo ook bij drie ideeën, die enkele eeuwen geleden geformuleerd werden en waarover Goethe heeft geschreven: God, deugd en onsterfelijkheid. De alchemisten probeerden in hun experimenten die processen te observeren waarin het werk van God werd getoond. Dit vindt zijn uitdrukking in de ‘steen der wijzen’. De steen der wijzen zou de mens de mogelijkheid moeten bieden om deugdzaam te worden. En de deugd moest de mens ertoe brengen de onsterfelijkheid te bereiken, in die zin dat hij tot beleving kon komen wat boven geboorte en dood uitgaat. Voor de huidige mens zijn dit echter abstracte begrippen. Genoemde broederschappen vormden de drie ideeën om tot iets materialistisch. Zij vertaalden God in goud, deugd in gezondheid en onsterfelijkheid in levensverlenging, en proberen deze denkbeelden middels experimenten te onderzoeken. Het goud, dat met de zon samenhangt, proberen ze te doorgronden om daarmee voordeel te halen uit het mysterie van de geboorte. Het onderzoek naar gezondheid leidt tot producten die de mensenmassa, die onwetend wordt gehouden, als lekkernij wordt gepresenteerd. En zolang het nog niet lukt het leven kunstmatig te verlengen, scholen de broeders zielevermogens om na de dood in de broederloge aanwezig te blijven en mee te helpen. Broederschappen zoeken naar wegen om elektriciteit en magnetisme te manipuleren met een uitwerking over de gehele aarde. In Amerika zal een geheim worden ontdekt waardoor het aardmagnetisme in zijn dubbele vorm – noord en zuid – aangegrepen zal worden om richtinggevende krachten over de aarde te zenden, die hun uitwerking hebben op het geestelijke vlak. Zij zullen deze willen verbinden met de drie onderwerpen goud, gezondheid en levensverlenging, waardoor zij zeer invloedrijk zullen worden.

In de toekomst zal de wetenschap weer spiritueel worden. Kosmische krachten zullen worden toegepast in het laboratoriumwerk. Afhankelijk van het dagdeel waarin gewerkt wordt, in de ochtend en in de avond of in de middag en in de nacht, zullen deze een positieve of een negatieve uitwerking hebben. Ook zal het met behulp van kosmische krachten mogelijk worden een soort machinedieren met een bepaalde intelligentiekracht te fabriceren, die het werk van mensen zullen overnemen. Een spirituele wetenschap zal ervoor moeten zorgen dat alle verleidingen die hier van uitgaan geen schadelijke gevolgen voor de mens zullen hebben.

Het komt erop aan de begrippen en ideeën, die uit de antroposofisch georiënteerde geesteswetenschap voortkomen, op de werkelijkheid toe te passen. In belangrijke mate zullen de doden dan hun medewerking verlenen, waarbij de impuls van hen zelf uitgaat en voortkomt uit de spirituele wereld, waarin de dode na zijn dood leeft.

Terug naar 1917. Er is sprake van een tweedeling in de maatschappij. Aan de ene kant zijn er mensen van de nieuwe tijd en aan de andere kant mensen die nog de principes van de afgelopen drie eeuwen vertegenwoordigen. Wat toen goed was, werkt in deze tijd juist averechts. Kwaadwillende broederschappen proberen deze laatsten in hun macht te krijgen en voor hun karretje te spannen. Dat doen ze voornamelijk door ze economisch van hen afhankelijk te maken. Verder strooien ze iedereen zand in de ogen door ze van wat werkelijk speelt in de wereld af te leiden.

Steiner roept zijn toehoorders op zich te bevrijden van illusies door zich in te zetten de dingen zo te bekijken, zoals ze voor de onbevangen blik werkelijk vertonen.

terug naar hoofdstukken

Ontmoeting met en omvorming van het boze

Voordracht op 21 november 2021

Gisteren kreeg ik de vraag waarom ik in deze voordrachtenreeks steeds over Rudolf Steiner spreek. Graag ga ik daar als opmaat voor deze afsluitende voordracht op in. In elke tijd zijn er mensen die een stempel drukken op maatschappelijke ontwikkelingen. Eens in de ruim tweeduizend jaar is er echter iemand die ver boven alle anderen uitstijgt. Dat geldt bijvoorbeeld voor Aristoteles van enkele eeuwen voor Christus. Hij is de grondlegger van het logische denken. Meer dan duizend jaar na zijn dood stond hij tijdens de Renaissance weer volop in de belangstelling en zijn werk wordt nu meer dan tweeduizend jaar na dato nog steeds bestudeerd. Zo’n 5.000 jaar voor Christus bracht Zarathustra de leer over het licht en de duisternis, respectievelijk Ahoera Mazdao, de Christus die hij op de zon schouwde, en op aarde Ahriman. Hij leerde de mensen hoe grassen gecultiveerd konden worden tot granen. Zarathustra was de grondlegger van de landbouw en de veeteelt. Deze grote mensheidleiders konden hun werk doen dankzij het samenwerken met de godenwereld. Ik zie in Rudolf Steiner de grote ingewijde voor deze tijd en de nabije toekomst. Hij heeft niet alleen over de meest uiteenlopende onderwerpen gesproken, maar hij heeft ook aanwijzingen gegeven op tal van gebieden die nadien door verschillende mensen in praktische zin zijn uitgewerkt. Als voorbeelden noem ik hier de landbouw, de geneeskunde en de pedagogie, zoals toegepast in de vrije scholen. Niemand hoeft mijn visie te delen. Maar het is de moeite waard zelf te onderzoeken of Steiners ideeën in de praktijk werken.