Classicisme
De vocale werken van Haydn
Inleiding
In 1776 werd Haydn verzocht een autobiografische schets te schrijven voor een Oostenrijkse encyclopedie. Zijn bescheiden bijdrage vermeldde slechts drie opera’s, het Italiaanse oratorium Il ritorno di Tobia (1774–1775) en een toonzetting van het Stabat Mater — een werk dat in de jaren 1780 in heel Europa beroemd zou worden — als zijn belangrijkste successen. De ruim zestig symfonieën die hij tot dan toe had gecomponeerd, achtte hij het niet vermeldenswaard. Over zijn kamermuziek merkte hij enkel op dat de Berlijnse critici soms streng oordeelden.
Misschien was Haydn terughoudend omdat zijn symfonieën buiten Eszterháza nauwelijks bekend waren, of omdat hij het belang van zijn instrumentale werken nog niet volledig inzag. Pas het succes van de Parijse en Londense symfonieën liet hem beseffen hoezeer de wereld zijn muziek waardeerde — een waardering die sindsdien nauwelijks is afgenomen.
naar boven
Opera's
De opera’s van Haydn waren in hun tijd zeer succesvol, maar verdwenen al spoedig van het repertoire en worden sindsdien zelden nog uitgevoerd. Op Eszterháza namen de opera’s een groot deel van Haydns tijd en energie in beslag. Ondanks de afgelegen ligging was het landgoed destijds een internationaal operacentrum van minstens even groot belang als Wenen.
Tussen 1769 en 1790 arrangeerde, repeteerde en dirigeerde Haydn op Eszterháza naast zijn eigen werken ongeveer vijfenzeventig opera’s van andere componisten. Zelf componeerde hij zes korte Duitse marionettenopera’s en minstens vijftien Italiaanse opera’s, meestal van het type dramma giocoso. Overal in deze muziek klinkt de oprechte humor en levendigheid door die zo kenmerkend zijn voor Haydn.
Daarnaast schreef hij drie serieuze opera’s, waarvan het ‘heroïsche drama’ Armida (1784) het bekendst werd. Dit werk valt op door de dramatische begeleiding van de recitatieven en de groots opgezette aria’s. Toch moet Haydn hebben beseft dat zijn toekomst als componist elders lag. In 1787 wees hij een Praagse opdracht voor een nieuwe opera af, omdat hij naar eigen zeggen te weinig bekend was met de omstandigheden daar — en omdat ‘vrijwel niemand de vergelijking zou kunnen doorstaan met de grote Mozart’, die op dat moment Le nozze di Figaro en Don Giovanni al had geschreven.
naar boven
Liederen
Haydns liederen voor solostem met pianobegeleiding — vooral de twaalf die hij in 1794 op Engelse teksten componeerde — vormen een bescheiden, maar waardevol onderdeel van zijn oeuvre. Daarnaast bewerkte Haydn, samen met enkele van zijn leerlingen, voor verschillende Engelse uitgevers ongeveer vierhonderdvijftig Schotse en Welse volksliederen (airs), een onderneming die zijn internationale reputatie nog verder versterkte.
Liederen, waaronder enkele Engelse
naar boven
Kerkmuziek
Onder de kerkmuziek die Haydn vóór 1790 schreef, verdient de Mariazeller Messe uit 1782 bijzondere aandacht. Zoals veel koorwerken uit die tijd heeft deze mis een vorm die aan een sonate doet denken, met een langzame inleiding. In de veertien jaar daarna schreef Haydn geen missen, deels vanwege een keizerlijk decreet (1783–1792) dat door een orkest begeleide muziek in de kerk verbood.
De laatste zes missen, gecomponeerd tussen 1796 en 1802 voor prins Esterházy, weerspiegelen Haydns toenemende symfonische inspiratie. Het zijn grote, feestelijke werken voor orkest, koor en vier solisten. Net als bij Mozart en andere Zuidduitse componisten hebben ze een enigszins flamboyant karakter dat goed past bij de barokke Oostenrijkse kerken. De uitvoeringen vereisen een volledig orkest met slagwerk en trompetten, en het muzikale idioom is sterk verwant aan opera en symfonie. Critici vonden de muziek soms te vrolijk voor een gewijde setting; Haydn antwoordde dat zijn hart bij de gedachte aan God “danste van vreugde” en dat hij Hem niet zou worden berispt voor lof met een vrolijk hart.
Geheel volgens de Weense traditie wisselde Haydn in zijn late missen solo- en koorpassages af. Nieuw is de prominente rol van het orkest en de symfonische stijl die het werk doordringt, al blijven traditionele elementen behouden, zoals de contrapuntische solopartijen en de koraalfuga’s aan het eind van Gloria en Credo. De bekendste van de late missen is de Missa in angustiis in d-mineur (1798, de Nelson-mis), met indrukwekkende passages zoals het Incarnarus en het slot van het Benedictus. Van hetzelfde niveau zijn de Missa in tempore belli (1796) ook bekend als de Paukenmesse), de Theresienmesse (1799) en de Harmoniemesse (1802).
Missa in angustiis (Nelson-mis)
Missa in tempore belli (Paukenmesse)
naar boven
Oratoria
Tijdens zijn verblijf in Londen maakte Haydn kennis met de oratoria van Händel. In 1791 raakte hij bij een uitvoering van Messiah in Westminster Abbey zo onder de indruk van het Halleluja-koor dat hij in tranen uitbarstte en riep: “Hij is de grootste van ons allen!” Haydns bewondering voor Händel klinkt door in de koordelen van zijn late missen en bovenal in zijn oratoria Die Schöpfung en Die Jahreszeiten. De tekst van Die Schöpfung is gebaseerd op het boek Genesis en op John Miltons Paradise Lost, terwijl Die Jahreszeiten losjes is geïnspireerd op een gelijknamig gedicht van James Thomson (1726–1730). Beide oratoria zijn religieus van opzet, maar in Die Schöpfung verschijnt God, geheel volgens achttiende-eeuwse ideeën, meer als ambachtsman dan als bijbelse schepper. Die Jahreszeiten heeft begin en eind een religieuze lading, maar lijkt verder op een Singspiel. De charme van beide werken ligt vooral in de naïeve en warme schildering van de natuur en het plezier van het eenvoudige landleven. De muzikale inleidingen en intermezzi behoren tot de beste voorbeelden van laat-achttiende-eeuwse programmamuziek.
De Vorstellung des Chaos aan het begin van Die Schöpfung bevat harmonieën die vooruitwijzen naar Wagner. Het daaropvolgende recitatief en koor, met de climax van het magistrale C-majeurakkoord op “und es ward Licht”, behoort tot Haydns meest geniale momenten. Het koor Die Himmel erzählen en Vollendet ist das grosse Werk uit Die Schöpfung, en het koor Wer darf durch diese Pforten gehen? aan het eind van Die Jahreszeiten, tonen de weidsheid en kracht van Händel. Puur natuurgevoel is nergens zo overtuigend getroffen als in de aria’s Nun beut die Flur das frische Grün en Rollend in schäumenden Wellen uit Die Schöpfung, en evenzo in de koren Sie scheint in herrlicher Pracht en Ach, das Ungewitter naht uit Die Jahreszeiten.
Het begeleide recitatief Gleich öffnet sich der Erde Schoss in Die Schöpfung, over de schepping van de dieren, is een charmant voorbeeld van humoristische muzikale beschrijving. In Die Jahreszeiten zijn het koor Juche! juche! Der Wein ist da! en het lied voor solo en koor Ein Mädchen, das auf Ehre hielt geschreven in een vrolijke, volkse stijl. Net als in zijn missen weet Haydn ook in deze oratoria solo en koorzang succesvol te combineren. Weinig componisten zijn er op hoge leeftijd in geslaagd zo’n jeugdige kracht en frisheid in hun muziek te behouden.
naar boven