menu

Renaissance 

1400 - 1600  

Inhoudsopgave

(Zie voor overzicht componisten in het rechtermenu)

Artikel in de Euritmie-Muziek-Theaterkrant

Vijftiende eeuw
Zestiende eeuw

Inleiding

In de muziekgeschiedenis wordt de periode 1400 tot 1600 met de naam Renaissance aangeduid. Het betreft een verzamelnaam voor verschillende muziekstijlen ingebed tussen de Middeleeuwen en de latere Barok. Niet altijd zijn duidelijke scheidslijnen aan te wijzen. De ontwikkelingen in verschillende delen van Europa liepen ook niet altijd synchroon. Door de uitvinding van de boekdrukkunst vindt er een spectaculaire toename plaats van de muziekcultuur. Alle muzikale mogelijkheden worden bereikbaar: drieklanken in de harmonie, de chromatische toonladder, door de toename van stemomvang wordt het toongebied steeds groter, nieuwe instrumenten ontstaan. De kerk is (nog steeds) de grootste werkgever voor componisten en musici.

In de 16e eeuw vinden we de opkomst van de nationale (in de eigen volkstaal), meer wereldlijke, stijlen. Het gaat daarbij vooral om Frankrijk, Engeland en Italië. Nieuwe genres zijn bijvoorbeeld het chanson en het madrigaal. Ook vindt er een toename plaats van het belang van instrumentale muziek. Het ricercare, die in die tijd ontstaat is de voorloper van de fuga en de canzona is de zeer vroege voorloper van de sonate. Dansmuziek en muziek voor toetsinstrumenten zien het levenslicht.

Naar boven


De Engelse muziek en haar invloed op de muziek van de 15e eeuw

Tijdens de honderdjarige oorlog tussen Frankrijk en Engeland (van 1337 tot 1453) werd de muziekstijl van het vasteland van Europa door Engelse componisten beïnvloed. De bekendste is John Dunstable, die op Franse bodem de ‘Engelse terts’ introduceerde. Een Engelse theoreticus beschouwde reeds rond 1300 het tertsinterval als consonant, terwijl het op het vasteland nog lang als dissonant gold. In de Engelse muziek was voorts een tendens naar de majeurtonaliteit en een grotere harmonische eenheid.

In Engeland was muziek van oudsher verbonden met volksmuziek -die overwegend een majeurkarakter had - in tegenstelling tot de kerkmuziek op het vasteland. Een ander verschil was dat ze betrekkelijk ongecompliceerd was. Het meest in het oog springende echter was het gebruik van parallelle tertsen en sexten, zo'n twee/driehonderd jaar voordat het continent de overstap maakte van de kwart/kwint- naar de tertsmuziek. Engelse muziek raakte in het begin van de vijftiende eeuw op het vasteland van Europa bekend, en het is heel goed mogelijk dat deze muziek het voorbeeld was voor de continentale componisten die in die periode gefascineerd raakten door tersts-sext-progressies (fauxbourbon). De belangrijkste verzameling Engelse muziek uit het begin van de vijftiende eeuw is het Old Hall-manuscript, dat zo'n 150 composities telt die tussen 1370 en 1420 zijn vervaardigd.

Manuscript O Rosa Bella van John Dunstable

Muziekvoorbeelden op YouTube

Achtergrondinformatie bij onderstaande muziekvoorbeelden

  1. Hymn to St Magnus (twaalfde eeuw)
  2. Alle Psallite Cum Luya (dertiende eeuw)
  3. Sumer Is Icumen In (~ 1250)
  4. Leonel Power (~ 1375-1445) – Gloria
  5. Leonel Power - Anima mea liquefacta est
  6. John Dunstable - Quam pulchra es
  7. John Dunstable - Veni Sancte Spiritus/Veni Creator Spiritus
  8. John Dunstable - Sancta Maria, non est tibi similis
  9. John Dunstable - O rosa bella
  10. John Dunstable - Puisque m'amour
  11. Salve, sancta parens (carol)

Naar boven


De Bourgondische school

Ten tijde van de Honderdjarige Oorlog, waar de koning van Frankrijk zijn handen vol aan had, wisten de hertogen van Bourgondië in de tweede helft van de veertiende eeuw en het begin van de vijftiende eeuw beslag te leggen op een gebied dat vandaag de dag Nederland, België, Luxemburg, Noordoost-Frankrijk en Lotharingen zou hebben omvat. Uit dit gebied was ook het merendeel van de belangrijkste noordelijke componisten uit de vijftiende eeuw afkomstig en velen van hen waren op de een of andere manier verbonden met het Bourgondische hof. De 'nieuwe kunst' werd in die tijd gevoed door de Engelsen onder leiding van Dunstable. Aan het hof van Philips de Goede van Bourgondië werkten in de eerste helft van de 15e eeuw twee belangrijke componisten: Dufay en Binchois. Dufay schreef 4-stemmige missen met een Cantus Firmus-techniek. (De Cantus Firmus is een melodie in hele noten, gebaseerd op een Gregoriaanse melodie, waartegen de andere stemmen min of meer geïmproviseerde melodieën zingen.) Ook schreef Dufay wereldlijke meerstemmige liederen die zowel nog de oude middeleeuwse kenmerken vertonen met kwintenklanken, als de tertsen-harmonie die kenmerkend is voor het begin van de Renaissance. De Bourgondische school wordt ook wel de eerste Nederlandse school genoemd.

Manuscript van Guiillaume Dufay

Muziekvoorbeelden op YouTube

Achtergrondinformatie bij onderstaande muziekvoorbeelden

  1. Guillaume Dufay - Magnificat
  2. Guillaume Dufay - Adieu ces bons vins de Lannoys (~ 1426)
  3. Guillaume Dufay - Nuper rosarum flores (1436)
  4. Guillaume Dufay - Missa Ave regina caelorum
  5. Guillaume Dufay - Ave Maris Stella
  6. Guillaume Dufay - L'homme armé (mis)
  7. Guillaume Dufay - J'atendray tant qu'il vous playra (rondeau)
  8. Guillaume Dufay - J'ai mis mon cuer (chanson)
  9. Guillaume Dufay - Resvellies vous
  10. Gilles Binchois - Amours mercy
  11. Gilles Binchois - Adieu, adieu, mon joileux souvenir

Naar boven


De Nederlandse school (vijftiende eeuw)

De dominerende positie van de noordelijke componisten, die in het begin van de vijftiende eeuw gestalte begon te krijgen, blijkt overduidelijk uit de levensloop van de belangrijkste componisten en muzikanten tussen 1450 en 1550. Velen van hen brachten een groot deel van hun leven door in dienst van een Italiaans hof, de paus, de koning van Frankrijk of de heilige Roomse Keizer (welke laatste betrekking ze naar Spanje, Duitsland, Bohemen en Oostenrijk kon voeren). In Italië waren Napels, Florence, Ferrara, Modena, Mantua, Milaan en Venetië de belangrijkste centra voor de muziek van Franse, Vlaamse en Nederlandse componisten. Gedurende een eeuw beheerste de ‘Franco-vlaamse’ school het muzikale toneel. Het gaat om componisten die kwamen uit het gebied van het huidige Zuid-Nederland, België en Noord-Frankrijk. De meest toonaangevende componist was Johannes Ockeghem.

Eerste Kyrie van Johannes Ockeghem

Muziekvoorbeelden op YouTube

Achtergrondinformatie bij onderstaande muziekvoorbeelden

  1. Johannes Ockeghem - Missa Caput (Agnus Dei)
  2. Jacob Obrecht - Missa Caput
  3. Jacob Obrecht - Parce Domine
  4. Antoine de Fevin - Requiem
  5. Johannes Ockeghem - Ma bouche rit
  6. Gilles Binchois - Filles à marier
  7. Josquin Des Prez - Adieu mes Amours
  8. Alexander Agricola - Magnificat
  9. Loyset Compère - Magnificat

Naar boven


De Nederlandse school (zestiende eeuw)

De geschiedenis van de Westerse muziek kent een aantal periodes van intensieve creatieve activiteit, waarin de muzikale productie een hoogtepunt bereikt. Het begin van de zestiende eeuw was een dergelijke periode. Omstreeks 1500 waren er buitengewoon veel zeer goede componisten actief, waarvan er één, Josquin des Prez, gold als de grootste componist van zijn tijd, een sleutelfiguur van de oude naar de nieuwe tijd. In het begin van de zestiende eeuw hadden Frans-Vlaamse componisten zich over heel Europa verspreid en was hun idioom geaccepteerd als de internationale voertaal. Ook toen de nationale stijlen opkwamen bekleedden de Nederlanders overal nog belangrijke posities aan de Europese hoven.

Partituur van Josquin des Prez

Muziekvoorbeelden op YouTube

Achtergrondinformatie bij onderstaande muziekvoorbeelden

  1. Josquin des Prez - L'homme armé super voces musicales (mis)
  2. Josquin des Prez - Hercules dux Ferrariae (mis)
  3. Josquin des Prez - Malheur me bat (mis)
  4. Josquin des Prez - Tu solus, qiu facis mirabilia (motet)
  5. Josquin des Prez - Ave Maria Virgo serena (motet)
  6. Josquin des Prez - Absolom fili mi (motet)
  7. Josquin des Prez - Mille Regretz (chanson)
  8. Heinrich Isaac - Innsbruck, ich muss dich lassen (lied)
  9. Heinrich Isaac - Missa de Apostolis (mis)
  10. Pierre de la Rue - Mijn hert altijt heeft verlanghen (lied met instrumentale afsluiting)
  11. Jean Mouton - Noe, noe, psallite (lied)
  12. Jean Mouton - Nesciens mater
  13. Pierre de la Rue - O salutaris hostia

Naar boven


De Frans-Vlaamse school

In de dertig jaar tussen 1520 en 1550 was er sprake van een toenemende verscheidenheid aan muzikale uitdrukkingsmogelijkheden. In ieder land ontstonden nieuwe genres en vormen van vocale muziek die afweken van de overheersende kosmopolitische stijl van de Frans-Vlaamse meesters. Daarnaast componeerde men steeds meer muziek die uitdrukkelijk bedoeld was voor instrumenten, en deze instrumentale muziek zou steeds belangrijker worden. Bij het componeren van missen werd de cantus firmus-techniek naar de achtergrond verdrongen door het citeren van polyfone modellen: de parodiemis. Nog steeds lag het gregoriaans regelmatig ten grondslag aan missen en motetten, maar over het algemeen werden die melodieën tamelijk vrij uitgewerkt. In zowel missen als motetten waren vier stemmen niet langer de norm en werd het steeds gebruikelijker om vijf- of zesstemmig te componeren.

Zoals de mis altijd in het Latijn werd opgedragen zo was het Frans de taal van het chanson. Het chanson ontwikkelde zich aan het begin van de zestiende eeuw, een stijl die qua tekst en muziek werkelijk nationaal te noemen is. De twee belangrijkste componisten van chansons uit de bundels van Attaingnant waren Claudin de Sermisy en Clément Janequin.

Manuscript van Nicolas Gombert

Muziekvoorbeelden op YouTube

Achtergrondinformatie bij onderstaande muziekvoorbeelden

  1. Nicolas Gombert - In Te Domine Speravi (motet)
  2. Nicolas Gombert - Musae Jovis
  3. Jacobus Clemens non Papa - Missa Pastores Quidnam Vidistis - Sanctus & Benedictus
  4. Jacobus Clemens non Papa - Souterliedeken - Psalm 31
  5. Claudin de Sermisy - Tant que vivray
  6. Clément Janequin - Le Chant des oiseaux
  7. Pierre de Manchicourt - O cruaulté
  8. Juan del Encina - Señora de hermosura
  9. Cristóbal de Morales - Emendemus in melius
  10. Waclaw z Szamotul - Ego Sum Pastor Bonus
  11. Jacob 'Gallus' Handl - Ave Maria

naar boven


Duitse componisten - Reformatie

In Duitsland kwam de polyfonie later tot bloei dan in de rest van West-Europa. Componisten van Lieder (vanaf circa 1530) waren zeer bedreven in de combinatie van Duits melodisch materiaal in een ouderwetse zetting met contrapuntische technieken uit de Frans-Vlaamse traditie. Door de Reformatie (vanaf 1517), ingezet door Maarten Luther en anderen, ontstonden nieuwe genres van protestantse kerkmuziek, zoals het Lutherse koraal. Muziek speelde in de Lutherse kerk een centrale rol, geheel in overeenstemming met Luthers eigen overtuigingen. Hij was een muziekliefhebber, een zanger, een niet onverdienstelijk componist en een groot bewonderaar van de Frans-Vlaamse polyfone meesters in het algemeen en Josquin des Prez in het bijzonder.

Compositie van Heinrich Isaac

Muziekvoorbeelden op YouTube

Achtergrondinformatie bij onderstaande muziekvoorbeelden

  1. Heinrich Finck - Communio: Ecce Virgo
  2. Ludwig Senfl - De profundis clamavi
  3. Maarten Luther - Deutsche Messe: Credo
  4. Michael Praetorius - Es Ist Ein Ros Entsprungen
  5. Hans Leo Hassler - O Haupt voll Blut und Wunden
  6. Johannes Eccard - Übers Gebirg Maria geht

naar boven


De Engelse school

Tijdens de Rozenoorlogen (1455 - 1485) was de productie van muziek in Engeland teruggelopen. Onder koning Hendrik VII (1485 - 1509) begon een opleving, maar de Engelse componisten uit die tijd schijnen ten aanzien van Europa een relatief geïsoleerde positie te hebben ingenomen. Afgezien van een aantal vroege uitzonderingen werd de stijl van de Frans-Vlaamse componisten voor het eerst rond 1540 toegepast in psalmzettingen en motetten. Intussen bleef men wereldlijke muziek op Britse wijze componeren. Engelse componisten hadden een goed oor voor de harmonische dimensie van de muziek en voor de mogelijkheden om een afwisselend klankbeeld te creëren door middel van contrasterende stemgroepen.

De gouden tijd van het wereldlijke lied brak in Engeland later aan dan op het vasteland. In de tweede helft van de 16e eeuw is in Engeland een bloeiende school van componisten van koormuziek, bekend als de madrigalisten. Het madrigaal was ook een genre waarin de componisten (waaronder Morly, Weelkers en Wilbye) konden experimenteren met chromatiek en dissonantie. Het grootste verschil tussen Engelse en Italiaanse madrigalen ligt in de grotere aandacht die de Engelsen besteden aan de muzikale structuur. Een citaat van een hedendaagse musicoloog: 'De Engelse madrigalist is in de eerste plaats een musicus; zijn Italiaanse collega vaak meer een dramaticus.'

Solozang met begeleiding van luit en viola was op het vasteland van Europa al populair sinds het begin van de zestiende eeuw, maar vond in Engeland pas in 1589 echt ingang. De grote bloei begon overigens pas tien jaar later, zodat de opkomst van het luitlied min of meer samenviel met de neergang van het madrigaal. De meeste vooraanstaande componisten op dit terrein waren John Dowland en Thomas Campion.

Compositie van John Dowland

Muziekvoorbeelden op YouTube

Achtergrondinformatie bij onderstaande muziekvoorbeelden

  1. Robert Fayrfax - Missa O Quam Glorifica
  2. William Cornysh - Ah Robin
  3. John Taverner - The Western Wynde
  4. Thomas Tallis - Mass for four voices
  5. Thomas Tallis - Spem In Alium
  6. Thomas Morley - Various madrigals and canzonets
  7. Thomas Weelkes - As Vesta was from Latmos hill descending
  8. John Wilbye - Draw on sweet night
  9. John Dowland - Flow my tears
  10. William Byrd - Kyrie The Great Service
  11. Thomas Tomkins - When David heard

naar boven


Instrumentale muziek

De honderd jaar tussen 1450 en 1550 gelden in eerste instantie als een tijdperk van vocale polyfonie voor zover het genoteerde muziek betreft, maar in dezelfde periode nam bij vooraanstaande componisten de belangstelling voor instrumentale muziek toe en ontstonden de eerste zelfstandige instrumentale stijlen en vormen. Na 1550 vindt er een grote toename plaats van de instrumentale muziek. Er worden composities gemaakt voor dans, meestal in twee delen: een langzame dans in een 2-delige maatsoort en een snelle dans in een 3-delige maatsoort. Bij veel componisten van instrumentale muziek treft men al kenmerken aan van de Barokmuziek, waaronder de dur-moll-tonaliteit en toename van het gebruik van chromatiek. De luit was in de renaissance verreweg het populairste huiselijke solo-instrument.

Bladmuziek van Merulo

Muziekvoorbeelden op YouTube

Achtergrondinformatie bij onderstaande muziekvoorbeelden

  1. Jean Titelouze - Ave Maris Stella (orgel)
  2. Jean de Macque - Gagliarda 1&2, stravaganze
  3. Andrea Gabrieli - Ricercari
  4. Claude Gervaise - Allemande IV
  5. ??? - Courante
  6. William Byrd - Pavana Lachrymae
  7. Claudio Merulo - Toccata quarta del sesto tono
  8. Peter Philips - Amarilli di Julio Romano
  9. John Bull - Fantasy for keyboard
  10. John Dowland - Galliards
  11. Giovanni Gabrieli - Canzon duodecimi ton
  12. Giovanni Gabrieli - Toccata Ricercare Intonatio Organ

naar boven


De Italiaanse school (madrigaal)

In de Italiaanse wereldlijke muziek van de zestiende eeuw was het madrigaal het belangrijkste genre. De term madrigaal komt waarschijnlijk van het Latijnse matricale (moedertaal), toen dus Italiaans in plaats van Latijn. De essentie is dat de componist van een madrigaal de muziek in overeenstemming probeert te brengen met de ernst, de verhevenheid en de artistieke kwaliteit van de poëzie, om zo de ideeën en de emotie van het gedicht op de luisteraar over te dragen. Door het madrigaal groeide Italië uit tot het centrum van de Europese muziek. Vele componisten vonden hier hun emplooi, waaronder Cipriano de Rore en Orlando di Lasso. De meest vroege madrigalen, uit de periode van ongeveer 1520 tot 1550, zijn vierstemmig. Na 1550 wordt vijfstemmigheid de norm, al komt zesstemmigheid ook regelmatig voor en zien we soms zelfs muziek voor acht of tien stemmen.

Bladmuziek van Monteverdi

Muziekvoorbeelden op YouTube

Achtergrondinformatie bij onderstaande muziekvoorbeelden

  1. Francesco de Layolle - Lasso la dolce vista
  2. Philippe Verdelot - O dolce nocte
  3. Costanzo Festa - Magnificat - Misdelen - Madrigalen
  4. Jacob Arcadelt - Il bianco e dolce cigno
  5. Jacob Arcadelt - Ahime, ahime, dov'è'l bel viso
  6. Adriaan Willaert - Aspro core e selvaggio
  7. Cipriano De Rore - diverse koorwerken, w.o. Datemi pace
  8. Orlando di Lasso - Eco
  9. Philippe De Monte - Di mie dogliose note
  10. Jacques de Wert - In qual parte si ratto
  11. Luca Marenzio - Solo e pensoso i piú deserti campi
  12. Carlo Gesualdo - Madrigalen, Boek 6
  13. Claudio Monteverdi - Sfogava con le stelle
  14. Claudio Monteverdi - Cruda Amarilli

naar boven


De Venetiaanse school

In de zestiende eeuw was Venetië na Rome de belangrijkste stad van het Italiaanse schiereiland. Het hart van de muziekcultuur was de San Marco, een indrukwekkende basiliek uit de elfde eeuw. De muziek stond onder toezicht van ambtenaren, die kosten nog moeite spaarden om de rijke traditie van de stad eer te doen. Beroemde componisten en musici werden aangetrokken, met name uit de Nederlanden, waaronder Adriaan Willaert.

Veel zestiende-eeuwse Venetiaanse componisten leverden een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van het madrigaal. Ook kwam uit Venetië de beste orgelmuziek van het Italië.

Schilderij op YouTube O magnum mysterium van Adriaan Willaert

Muziekvoorbeelden op YouTube

Achtergrondinformatie bij onderstaande muziekvoorbeelden

  1. Adriaan Willaert - O magnum mysterium
  2. Giovanni Gabrieli - O Magnum Mysterium

naar boven


Contrareformatie - De Romeinse School - Palestrina

Met name de jaren rond 1560 waren bepalend voor de katholieke muziek van de zestiende eeuw. Aanleiding was de verovering en plundering van Rome in opdracht van Karel V in 1527. In hoge kerkelijke kringen gingen voorstanders van hervorming de dienst uitmaken. In het concilie van Trente (1545-1563) werden aanbevelingen gedaan om wantoestanden (verwereldlijking) in de praktijk van de kerkmuziek te uit te bannen. Mogelijk dat zelf de polyfonie verboden dreigde te worden. Als uitvloeisel van de contrareformatie ontstond de stijl van Palestrina van serene, zuiver geestelijke polyfone muziek, missen en motetten. Kenmerken van zijn stijl zijn onder andere: pure diatoniek, geen chromatiek, soberheid en helderheid en een zeer discreet gebruik van dissonanten.

Schilderij op YouTube Giovanni da Palestrina - Missa Papae Marcelli

Muziekvoorbeelden op YouTube

Achtergrondinformatie bij onderstaande muziekvoorbeelden

  1. Jacobus de Kerle - Suscipiant, Domine
  2. Giovanni da Palestrina - Missa Papae Marcelli - Agnus Dei
  3. Giovanni da Palestrina - Missa ad fugam
  4. Giovanni Maria Nanini - Requiem
  5. Tomás Luis de Victoria - O Vos Omnes
  6. Orlandus Lassus - Deficiat in dolore vita mea

naar boven