menu

Muziek uit de Middeleeuwen 

500 - 1400  

Inhoudsopgave

(Zie voor overzicht componisten in het rechtermenu)

Artikel in de Euritmie-Muziek-Theaterkrant

Inleiding

De middeleeuwse muziek is de westerse klassieke muziek ruwweg uit de periode 500-1400. De belangrijkste ontwikkeling van de muziek in deze periode is de structurele ontwikkeling van de polyfonie (meerstemmigheid). Bij polyfone muziek klinken meerdere muzikale lijnen (allen met een eigen identiteit) tegelijkertijd; deze techniek wordt contrapunt genoemd (Latijn: punctus contra punctus - noot tegen noot). Ook werd geleidelijk een systeem van muzieknotatie ontwikkeld, waarbij uiteindelijk de noot op een balk met lijnen werd genoteerd. Wegens het ontstaan van de meerstemmigheid moest de tot dan toe gebruikte stemming van de toonladder worden aangepast. De antieke stemming, de z.g. stemming van Pythagoras, is gebaseerd op (het op elkaar stapelen van) reine kwinten. Omdat voor polyfone muziek de terts het belangrijkste interval is, moest de toonladder opnieuw worden geconstrueerd, ditmaal op basis van de consonantie van tertsen. Deze stemming wordt de middentoonstemming genoemd. Ze heeft natuurzuivere grote tertsen en maakt daardoor een harmonie en cadensen mogelijk, waarin de verschillende toonsoorten echter wel verschillen van klankkleur.

Tussen 1100 en 1300 zijn op het terrein van de wereldlijke muziek de Troubadours, Trouvères en Minnesänger actief. Dit waren voornamelijk dichters en componisten, van o.a. liefdesliederen, hekeldichten en kruistochtliederen. Daarnaast kende men verschillende speellieden zoals de jongleurs en minstrelen, die doorgaans minder zelf componeerden en meer als uitvoerende musici optraden.

In de vroege middeleeuwen is, voor zover is na te gaan, de ontwikkeling van de muziek gebonden aan de ontwikkeling van de kerkmuziek. Hoewel het zeer waarschijnlijk is dat ook de wereldse muziek haar invloed heeft gehad, is dit moeilijk aantoonbaar, aangezien hiervan niets is overgeleverd. In de 6e t/m de eerste helft van de 9e eeuw was de muziek monofoon (slechts één melodie tegelijk) en louter en alleen mondeling overgedragen.

De in de Romeinse liturgie van de katholieke kerk gebruikte, reeds eeuwenoude teksten en melodieën werden vanaf de 6e eeuw verzameld en gecodificeerd, mogelijk op last van paus Gregorius I, de Grote (540-604). Deze verzameling staat tegenwoordig bekend als de gregoriaanse muziek. Het zijn allen eenstemmige gezangen. Keizer Karel de Grote (747?-814) heeft ervoor gezorgd dat het gregoriaans in zijn hele rijk door de clerus werd opgenomen in de eredienst. [Wikipedia]

In de dertiende en veertiende eeuw (en later) zijn in diverse cultuurcentra in Europa muziekbundels tot stand gebracht, waaraan we het groot aantal bewaard gebleven composities uit die tijd te danken hebben. Deze manuscripten werden aangeduid met 'Codex'. Zie voor een overzicht bij Bronnen.

naar boven

Gregoriaanse muziek

De gregoriaanse muziek is de muziek die eigen is aan de Romeinse liturgie in de Katholieke Kerk. De term gregoriaans (carmen gregorium) wordt sinds de 9e eeuw gebruikt om de kerkmuziek aan te duiden die een vast onderdeel is van de kerkelijke liturgie. Gregoriaanse muziek wordt voornamelijk gekenmerkt door éénstemmigheid (zonder begeleiding), het als regel gebonden zijn aan diatoniek en aan de modaliteit van de kerktoonsoorten en door een vrij ritme. De term gregoriaans is een verwijzing naar paus en kerkvader Gregorius I de Grote (r. 590-604) die ooit - zowel in de Middeleeuwen als in onze tijd - geacht werd een grote invloed gehad te hebben op het verzamelen en ordenen van de toen reeds eeuwenoude bestaande muziek in de kerkelijke liturgie. Hij voerde voor de liturgie een hervorming door en legde de richtlijnen vast. [bron Wikipedia]

Media Vita van NotkerKyrie IV en TropePartituur van Finchale

Muziekvoorbeelden op YouTube

Aanvullende informatie bij onderstaande muziekvoorbeelden

  1. Notker - Media Vita
  2. Notker Balbulus - Natus Ante Saecula
  3. Tractus Deus, Deus meus
  4. Kyrie IV (uit Missa IV) / eenstemmig
  5. Kyrie IV (uit Missa IV) / parallel organum
  6. Kyrie IV (uit Missa IV) / met ingevoegde trope
  7. Wipo van Bourgondië - Victimae Paschali laudes (sequens)
  8. Hermann von Reichenau - Salve Regina
  9. Godric of Finchale - Crist and Sainte Marie
  10. Adam de Saint Victor - In natale
  11. Pierre Abélard - O quanta qualia
  12. Hildegard von Bingen - Ordo Virtutum

Naar boven


Ars antiqua

Onder ars antiqua (letterlijk in het Latijn: de oude kunst) wordt doorgaans de allervroegste periode van genoteerde muziek verstaan, tussen circa 1150 en 1320. In deze stijlperiode ontwikkelt de muziek zich tot een steeds vrijer wordende polyfonie. Aanvankelijk nog sterk op het gregoriaans georiënteerd, waarbij deze oude melodieën als het ware ‘opgerekt’ werden tot een veelvoud van hun normale duur, werd deze gregoriaanse tenor geleidelijk aan ook weggelaten. Zo ontstonden onder andere de vroegste conductus partituren van de hand van Leoninus en Perotinus, de twee oudste bij naam bekende componisten van polyfone muziek uit de Notre-Dame School te Parijs. De ars antiqua kende een metrische notatie, waardoor de composities stuk voor stuk volgens een vast ritmisch patroon verliepen. Deze 'modale' ritmiek, die gebaseerd is op de klassieke versvoeten, is typerend voor de muziek van de ars antiqua.

Ars nova

De ars nova (Latijn voor 'nieuwe kunst') is een vorm van meerstemmige muziek uit de 14e eeuw waarbij de stemmen van de polyfonie in gelijk ritme voortschrijden. Deze kunstvorm werd genoemd naar het gelijknamige traktaat van Philippe de Vitry uit ca. 1320 en ontwikkelde zich rond 1300 in Frankrijk en Bourgondië.

Ars subtilior

Ars subtilior betekent 'de subtielere kunst'. Het is de naam die gegeven wordt aan een muzikale stijl in Europa uit het eind van de 14e eeuw, met name in Frankrijk. Het gebied waar deze stijl tot bloei kwam was gelegen bij de Pyreneeén, zowel vlak ten noorden als vlak ten zuiden. Kenmerkend voor deze stijl was de ritmische complexiteit, waaronder isoritmiek, waarbij elke stem ritmisch gezien vrijwel onafhankelijk was van de andere stemmen. Pas in de 20e eeuw zou een dergelijke mate van complexiteit opnieuw bereikt worden. De ars subtilior ontwikkelde zich uit de ars nova. De muzieknotatie en de uitvoeringspraktijk maakten grote ritmische en harmonische ontwikkelingen door. De belangrijkste bron voor overgeleverde muziekstukken in deze stijl is de Chantilly Codex. [Wikipedia]

Partituur uit de Huelgas CodexPartituur van Giovanni da FirenzeVoorbeeld van Ogenmuziek

Muziekvoorbeelden

Aanvullende informatie bij onderstaande muziekvoorbeelden

  1. Léonin (Pérotin) - Magnus Liber, Alleluya (~1180)
  2. Perotinus - Viderunt omnes (en Sederunt Principes) (~1220)
  3. Perotinus - Sederunt Principes
  4. Anoniem - En mai quant rosier sont flouri (~1260)
  5. Anoniem - Hoquetus I - VII van de Bamberg Codex (~1280)
  6. Petrus de Cruce - Aucun ont trouvé chant par usage - Lonc tans me sui tenu de chanter - Annuntiantes (~1290)
  7. Anoniem - Castitatis thalamum uit de Huelgas Codex (~1290)
  8. Philippe de Vitry - Garrit gallus (~1340)
  9. Giovanni da Firenze - Quand’Amor (~1320)
  10. Guillaume de Machaut - 'Ite missa est' uit 'Messe de Nostre Dame' (~1350)
  11. Francesco Landini - Non avra ma' pieta questa mia Donna (~1370)
  12. Jacob Senleches - Virelai "La harpe de melodie" (~1380)
  13. Solage - Fumeux Fume (~1380)
  14. Trebor - Quant joyne cuer en may est amoureux (~1390)
  15. Antonello da Caserta - Beauté parfaite
  16. Philippus de Caserta - Par les bons Gedeons et Sanson delivré (~1400)
  17. Jehan Vaillant - Par maintes foys (~1390)
  18. Johannes Ciconia - O Rosa Bella (~1400)
  19. Baude Cordier - Belle, Bonne, Sage (~1420)

naar boven


Troubadours, trouvères, minnesänger, jongleurs en minstrelen

Troubadours en trouvères waren dichters van (wereldlijke) poëzie en componisten. Troubadours vinden we vooral terug in Zuid-Frankrijk, trouvères daarentegen voornamelijk in het noorden van Frankrijk. De eerste met naam bekende troubadour was Willem van Poitiers, hertog van Aquitanië (1070-1126). De meeste troubadours bezongen de hoofse liefde, maar de oorlog (b.v. de kruistochten) was ook een geliefd onderwerp. Daarnaast werden hekeldichten geschreven. De Duitse minnesänger hadden hetzelfde doel als de troubadours en trouvères in Frankrijk, maar de minneliederen zijn over het algemeen wat 'stijver' en minder expressief. Jongleurs waren rondtrekkende professionele speellieden die ook musiceerden. Ze componeerden zelf geen liederen, maar voerden werken uit die door anderen werden gecomponeerd of brachten volksmuziek. Wanneer jongleurs vast in dienst gingen bij een adellijke heer noemde men hen minstrelen.

KalendaRobin m aime uit Jeu de Robin et de Marion

Muziekvoorbeelden

Aanvullende informatie bij onderstaande muziekvoorbeelden

  1. Guillaume IX - Farai un vers de dreyt nien
  2. Jaufré Rudel - Quan lo rius de la fontana
  3. Richard I Leeuwenhart - Ja nuns hons pris
  4. Walther von der Vogelweide - Palästinalied
  5. Raimbaut de Vaqueiras - Kalenda maya
  6. Adam de la Halle - Robin m'aime (uit: Jeu de Robin et de Marion)

naar boven


Middeleeuwse muziekinstrumenten

Hoewel vocale muziek domineerde in de Middeleeuwen, was er ook een rijkdom aan instrumentale muziek, voornamelijk dansmuziek. Waarschijnlijk was deze muziek eenstemmig, maar tegen het eind van de 12e eeuw werd er ook meerstemmige dansmuziek gecomponeerd. De troubadours en trouvères gebruikten luiten en harpen als begeleiding bij hun zang. Strijkvedels waren ook geliefd. Blaasinstrumenten waren onder andere de schalmei en vroege trompetten. Het slagwerk bestond uit bekkens, klokken, triangels, enzovoort. Wat betreft de kerkelijke muziek: we weten zeker dat kerkelijke vocale muziek begeleid werd door het orgel. Het orgel was bescheiden van afmetingen; het enorme 11e-eeuwse instrument in de kathedraal van Winchester is eerder een uitzondering dan regel. Veel populairder was het portatief, dat aan een band over de schouder werd gedragen. [bron: Encyclopedie van Muziekinstrumenten]

Diverse middeleeuwse instrumenten waren rechtstreeks afkomstig uit het Midden-Oosten. Ze werden meegenomen door de kruisvaarders. Meestal gebeurde dit na een veldslag met de ‘heidenen’ die hun instrumenten achterlieten op het slagveld. Een bekend voorbeeld is de schalmei die nu nog in zijn oorspronkelijke vorm bestaat. [bron: reincarnatus.com]

De dertiende eeuw was voor Middeleeuwse muziekinstrumenten een heel interessante tijd vanwege het relatief grote contact met andere culturen. Nu er regelmatig door zoveel mensen kruistochten, pelgrimages, handelsexpedities en in sommige gevallen migraties werden ondernomen naar het Midden-Oosten (denk aan Jeruzalem maar ook aan de "bevriende" natie Byzantium) namen mensen steeds vaker voorwerpen mee terug naar Europa, waaronder muziekinstrumenten. Ook het contact tussen Spanje en Noord-Afrika leverde enkele uitheemse instrumenten op. Deze buitenlandse instrumenten waren zeer gewild omdat men in het oosten qua technologische ontwikkelingen vaak voor liep op Europa. Ook werden er in sommige gevallen hele andere technieken gebruikt. Zodoende werden er veel technieken en instrumenten overgenomen en nagemaakt, of werden bestaande instrumenten aangepast. [bron: bataille-krijgskunsten.nl]

RebecRomeinse lierIerse harpVielle of vedelOrganistrumDraailierPsalteriumMandoraLuitBlokfluitDwarsfluitZink / CornettoSchalmeiTrompetDoedelzakTromPijporgelPortatiefPositief

Aanvullende informatie over Middeleeuwse muziekinstrumenten

naar boven