menu

Barok 

1600 - 1750  

Inleiding

In de muziekgeschiedenis wordt de periode van circa 1600 tot 1750 aangeduid als de Barok. Deze stijl markeert een reactie tegen de polyfonie en leidde tot het ontstaan van het begeleid recitatief, de opera en de monodie – onder meer door Monteverdi – tot aan het sterfjaar van Johann Sebastian Bach. De Barok volgde op de renaissancemuziek: de stile antico, de universele polyfone stijl van de 16e eeuw, maakte geleidelijk plaats voor de stile moderno, bedoeld voor wereldlijke muziek.

De Barok bloeide vooral dankzij de rijke muziekcultuur aan Europese vorstenhoven. Adellijke mecenassen namen componisten in dienst en lieten werken schrijven voor feesten, ceremonies en kerkelijke vieringen. Ook de eredienst inspireerde tot nieuwe muzikale vormen.

Typische kenmerken zijn de monodie met basso continuo, opera’s met mythologische thema’s, en dansvormen als allemande, bourrée, gavotte, menuet en sarabande. De bezettingen waren vaak bescheiden, maar de muziek rijk aan versieringen.

Belangrijke barokke vormen zijn onder meer de aria, cantate, concerto, fuga, koraalbewerking, opera, partita, passiemuziek, prelude, sinfonia, sonate en suite.

  • Vroege barok / Vroege opera / Vocale kamermuziek / Kerkmuziek / Instrumentale muziek /
  • Late 17de eeuw / Opera / Cantate en lied / Kerkmuziek en oratorium
  • Late barok / Muziek voor toetsinstrumenten / Muziek voor ensemble
  • Vroege 18de eeuw / Vivaldi / Rameau / Bachs instrumentale muziek / Bachs vocale muziek / Händel

Artikel in de Euritmie-Muziek-Theaterkrant

naar boven