menu

Nieuwsbrief Muzikale Verhalen (35) 

Juni 2022  

Welkom,

In deze nieuwsbrief staat de Russische componist Alexander Scriabin centraal. De aanleiding is als volgt. Door cellist Ephraïm van IJzerlooij kwam ik in aanraking met zijn compositie Romance (in een bewerking voor cello en piano), die ik met veel plezier heb ingestudeerd voor de concerten die we in dit voorjaar gaven. Het betrof een toegankelijk, goed in het gehoor liggend jeugdwerk. In deze nieuwsbrief ben ik op zoek gegaan naar een overzicht van zijn gehele oeuvre.

Ik wens u veel lees- en luisterplezier!

Imke Jelle van Dam


Inhoudsoverzicht


Graag uw aandacht voor het volgende. Er is een achterstand van ruim een jaar in de bekostiging van deze nieuwsbrief. Zie link hieronder.

Info bekostiging maandelijkse nieuwsbrief

Mocht u iemand kennen die mogelijk ook interesse heeft in deze nieuwsbrief, dan wordt het op prijs gesteld als u deze met begeleidend schrijven doorstuurt. Men kan zich dan zelf kosteloos abonneren (info).


Concertagenda

Antrovista actualiseert (bijna) dagelijks de concertagenda.

Overzicht concerten en muziekcursussen

naar boven

Alexander Scriabin (1872 – 1915)

Alexander Scriabin was een Russische componist en pianist. Hij speelde vanaf zijn vijfde jaar piano, maar kreeg zijn eerste lessen pas op zijn elfde. Op het conservatorium in Moskou (waar ook Rachmaninov studeerde) werd Scriabin unaniem erkend als de beste leerling. In 1912 gaf hij concerten in Den Haag en Amsterdam met het Concertgebouworkest onder leiding van Mengelberg. Scriabin vormde het middelpunt van een kring van bewonderaars die zich aangetrokken voelden tot zijn verheven en mystieke gedachtegoed. Hij wordt gerekend tot de grote vernieuwers van de klassieke muziek van de twintigste eeuw, met name op het gebied van de harmonie. Scriabins gehele oeuvre is opmerkelijk origineel en vertoont geen spoor van banaliteit. Zijn muziek heeft over het algemeen een optimistisch, stralend karakter, al zijn sombere momenten ook vertegenwoordigd.


Over het concert in 1912 in Nederland

Scriabin - Symfonie No. 1 in E-groot, Op. 26 (1900)

Scriabin - Pianoconcert in Fis mineur, Op. 20

Scriabin - Poème, Op. 32 No. 1

Scriabin - Etrangeté, Op. 63 No.2

Scriabin - Etude Op. 8 No. 12

Scriabin - Prométhée ou le Poème du feu, Op. 60 (1910)


Recensie (ik las elders een afbrekende kritiek, hier niet geplaatst)

(klik op onderstaande knipsels voor vergrotingen)

naar boven

Oeuvre van Alexander Scriabin

Onderstaande tekst is ontleend aan de informatieve website stringfixer.com/nl/Alexander_Scriabin

Scriabin schreef bijna uitsluitend voor solo piano en voor orkest. Zijn vroegste pianostukken lijken op die van Chopin en bevatten muziek in genres die Chopin zelf gebruikte, zoals de etude, de prelude, de nocturne en de mazurka. Zijn muziek evolueerde in de loop van zijn leven. Afgezien van zijn vroegste stukken, gebruiken de stukken uit de midden- en late periode zeer ongebruikelijke harmonieën en texturen.

De ontwikkeling van Scriabins stijl kan worden gevolgd in zijn tien pianosonates: de vroegste zijn samengesteld in een vrij conventionele laatromantiek, de latere zijn zeer verschillend, de laatste vijf wordt geschreven zonder sleutelsignatuur. Van veel passages erin kan worden gezegd dat ze atonaal zijn.


Eerste periode (1880-1903)

De eerste periode van Scriabin omvat zijn jeugdwerken tot zijn Tweede symfonie Op. 29. De werken sluiten aan bij de romantische traditie. De handtekening van Scriabin is echter vanaf het allereerste begin aanwezig, in dit geval door zijn voorliefde voor de dominante functie en toegevoegde toonakkoorden.

Hieronder een drietal voorbeelden van versterkte dominante akkoorden in het vroege werk van Scriabin. Ontleend aan de Mazurkas Op. 3 (1888-1890): nr. 1, maten 19–20, 68; Nr. 4, maten 65-67.

Muziekvoorbeelden op YouTube

Scriabin - Canon in d-klein (1883)

Scriabin - Mazurkas Op. 3 (1888-1890)

Scriabin - Tweede Symfonie, Opus 29 (1901)


Tweede periode (1903-1907)

Deze periode begint met Scriabins Vierde Pianosonate Op. 30 en eindigt rond zijn Vijfde Sonate Op. 53 en het gedicht van extase, Op. 54. Gedurende deze periode wordt Scriabins muziek meer chromatisch en dissonant, maar toch grotendeels in overeenstemming met de traditionele functionele tonaliteit. Naarmate dominante akkoorden meer en meer uitgebreid worden, verliezen ze langzamerhand hun gespannen functie. Scriabin wilde dat zijn muziek zou stralen en bereikte dit door het aantal akkoordtonen te verhogen.

In eerste instantie worden de toegevoegde dissonanties conventioneel opgelost volgens stemvoering, maar de focus verschuift langzaam naar een systeem waarin akkoordkleuring het belangrijkst is.

Muziekvoorbeelden op YouTube

Scriabin - Vierde Pianosonate Op. 30 (1903)

Scriabin - Quasi-wals in F-groot, op. 47 (1905)

Scriabin - Vijfde Sonate Op. 53 (1907)


Derde periode (1907-1915)

Scriabin schrijft: "Ik besloot dat hoe meer hogere tonen er in harmonie zijn, het stralender, scherper en briljanter zou blijken te zijn. (...) Om het te laten schijnen en het idee van licht over te brengen, moesten er meer tonen in het akkoord worden verhoogd. En daarom verhoog ik de tonen: eerst neem ik de stralende grote terts, daarna verhoog ik ook de vijfde, en de elfde - en zo mijn akkoord vormend - die volledig wordt verheven en daarom echt schijnt."

Scriabin: "Vroeger werden de akkoorden gearrangeerd per terts of, wat hetzelfde is, per sext. Maar ik besloot ze te construeren in kwarten of, wat hetzelfde is, in kwinten."

Het merendeel van de muziek uit deze periode is gebouwd op de akoestische en octatonische toonladders, evenals de negentonige toonladder die het resultaat is van hun combinatie.

Muziekvoorbeelden op YouTube

Scriabin - Symphony No. 4 Opus 54 "Le Poeme De L'Extase" (1908)

Scriabin - Scriabin Sonate Nr. 8, op. 66 (1913)

Scriabin - Voorbereidende handeling tot het mysterie "Mysterie-Symfonie", na zijn dood voltooid door Alexander Nemtin en de Franse componist en musicoloog Manfred Kelkel

naar boven

Gids voor orkestmuziek (8): Händel (3)

Orgelconcerten, 1739 - 1755

Händel is de schepper van het concert voor orgel en orkest. Hij schreef er twintig, zeven ervan zijn waarschijnlijk origineel, vele zijn naar andere eigen composities (o.a. concerti grossi) bewerkt. Händel, die een groot organist was, speelde ze bij bij oratoriumuitvoeringen. Ze zijn levendig, eenvoudig, weinig polyfoon in een volkse fugastijl, soms virtuoos. Het pedaal stelt geen problemen. Daarom kunnen ze ook op piano goed klinken. De Engelse organist W.T. Best maakte ze (vorige eeuw [19de eeuw]) pasklaar voor orgelsolo. Gewoonlijk volgt op een rustig openingsstuk het adagio, de drie kerndelen vlug - langzaam - vlug, doch soms ontbreekt dat adagio. De bekenste en indrukwekkenste zijn de concerten in g-moll, het krachtig in Bes-dur en het feestelijke in F-dur.

Orgelconcert Opus 4, no.1 in g-moll

Orgelconcert Opus 4, no.6 in Bes-dur

Orgelconcert Opus 4, no.4 in F-dur

Een transcriptie door W.T. Best voor orgelsolo

naar boven

De Profundis voor piano solo

In december 2020 schreef ik over De Profundis voor cello en piano: "In 1998 maakte gitarist Ivor van Dijk mij erop attent dat vanuit tertsverwantschap een harmonisch verloop van drie mineurakkoorden mogelijk is, bijvoorbeeld c-mineur/es-mineur/ges-mineur. Een openbaring voor mij. Ter plekke ging ik erop improviseren en vond er al snel een melodie bij. En voor dat moment bleef het erbij. Toen Tony Tobin mij in 2009 vroeg enkele mystery-stukjes voor piano te schrijven haalde ik dit idee van stal. Dagenlang geprobeerd het verder uit te werken maar het leidde niet tot een bevredigend resultaat. Drie jaar later deed ik een hernieuwde poging en kreeg het de vorm van een compositie voor cello en piano, waarbij alles op zijn plaats viel. (...)" De cellopartij is aan de oorspronkelijke pianopartij toegevoegd. Toch is het geheel solo op de piano goed uitvoerbaar.

naar boven