menu

Nieuwsbrief Muzikale Verhalen (70) 

Mei 2025  

Beste lezer,

In het maartnummer heb ik aandacht besteed aan Arabesque No 1 en Claire de Lune van Claude Debussy. Direct na het verzenden kreeg ik naar aanleiding daarvan een lezersreactie die ik in deze nieuwsbrief plaats.

Ik had toen ook al het plan opgevat in het volgende (april-) nummer over Pavane pour une infante défunte van Maurice Ravel te schrijven. Het overlijden van Sofia Goebaidoelina noodzaakte mijn voornemen door te schuiven naar dit nummer. De betreffende lezer heb ik hierover geïnformeerd. Per omgaande schreef hij: "Is het een goed idee om ook Satie ernaast [Ravel] te zetten? Ook Debussy en Satie waren goede vrienden van elkaar. Je kunt haast het leven van Debussy voegen aan de vroege fase met Satie als relatie en een latere fase met Ravel als relatie. (...) Misschien daarbij ook de helaas al zo jong gestorven Lilly Boulanger..."

Ik zal dit honoreren en wel als volgt: Erik Satie bewaar ik voor het juninummer en Lilly Boulanger voor het julinummer. Verderop in deze nieuwsbrief wordt ook de naam Emmanuel Chabrier genoemd. Meer over deze Franse componist die een inspiratiebron vormde voor zowel Debussy als Ravel in het augustusnummer.

Ik wens u veel lees- en luisterplezier.!

Imke Jelle van Dam


Terugblik op een bijzondere avond in de Marke

Wat een prachtige avond hebben we [in Hattem] beleefd op 5 april in de Marke! Voor een volle zaal mochten wij als muziekvereniging een afwisselend programma brengen, waarin we het publiek meenamen van de ingetogen melodieën van koralen en het nummer Melodie tot opzwepende dansklanken van Three Dance Movements en het knallende Rock Explosion.

Een bijzonder hoogtepunt was zonder twijfel de wereldpremière van Era Nova, gecomponeerd door Marc van Delft. Het was voor ons als orkest een eer om dit werk als eerste uit te voeren. Extra speciaal was het dat de componist zelf aanwezig was. Zijn lovende woorden na afloop — dat hij zéér tevreden was over de uitvoering — maakten deze avond voor ons compleet.

Ook het publiek reageerde enthousiast, en velen waren verrast door de grote diversiteit in stijl en sfeer van de verschillende werken van Marc van Delft. Van dromerige melodieën tot krachtige ritmes: zijn muziek wist het publiek telkens opnieuw te boeien. (...)


Inhoudsoverzicht


Info bekostiging maandelijkse nieuwsbrief

Mocht u iemand kennen die mogelijk ook interesse heeft in deze nieuwsbrief, dan wordt het op prijs gesteld als u deze met begeleidend schrijven doorstuurt. Men kan zich dan zelf kosteloos abonneren (info).


Concertagenda

Antrovista actualiseert (bijna) dagelijks de concertagenda.

Overzicht concerten en muziekcursussen

naar boven

Maurice Ravel (1875 – 1937)

Maurice Ravel geldt als een van de voornaamste componisten van de 20e eeuw. Aanvankelijk met pianomuziek en liederen en later ook met orkestmuziek. Tot zijn vroegere werken behoren de kleine opera L'Heure espagnole (1907) en de Rhapsodie espagnole voor orkest (1907/8), die beide Ravels voorliefde voor Spanje verraden, en de beroemde Pavane pour une infante défunte (voor orkest 1909). Voor de Ballets Russes van Sergej Diaghilev schreef Ravel in 1912 het grootschalig opgezette ballet Daphnis et Chloé. In 1928 kwam in opdracht van Ida Rubinstein zijn bekendste werk Bolero tot stand.

naar boven

Pavane pour une infante défunte (Ravel, 1899)

(Vertaalde tekst op de achterflap van de bladmuziek)

Dit werk ging op 5 april 1902 in wereldpremière door Ricardo Vines en was het eerste werk van Ravel dat echt populair werd. Het is opgedragen aan prinses de Polignac, een schilderes en welgesteld lid van de Franse aristocratie. Ravel deelde zijn ideeën over de interpretatie van het stuk met Marc Pincherle:

Hecht niet meer belang aan deze titel dan hij verdient. Vermijd dramatisering. Dit is geen begrafenis voor een meisje dat net is overleden, maar de evocatie van een pavane die in vroegere tijden door een kleine prinses aan het hof van Spanje zou kunnen zijn gedanst.

Ravel stond erop dat dit werk rustig, in strikt tempo en zonder gepassioneerd of sentimenteel rubato werd gespeeld. Tegen een jonge pianist zei hij enigszins geërgerd: “Ik heb een pavane geschreven voor een overleden prinses, geen dode pavane voor een prinses.” Het moeten wel overdreven uitvoeringen als deze zijn geweest die Ravel tot de volgende uitspraak brachten: “Ik haat het als mijn muziek wordt geïnterpreteerd: het volstaat om het gewoon te spelen.” Maar Ravel kan dit niet letterlijk hebben bedoeld. Wat hij waarschijnlijk bedoelde, was dat hij een hekel had aan overinterpretaties van zijn muziek.

De pavane was populair in de zestiende eeuw en raakte in die tijd ingeburgerd als inleidende dans voor de galliard. Het was bedoeld om ceremoniële waardigheid uit te drukken. Ravels versie is een stuk met veel charme en prachtig in zijn ontroering.

Probeer de begeleiding te laten klinken als een luit; dit instrument was erg belangrijk in de vroege Spaanse en Franse muziek.

Pavane is geschreven in rondo-vorm: A B A C A. (...) Het duurt ongeveer 6 minuten.

naar boven

Pavane voor een overleden prinses

Pavane pour une infante défunte is een werk voor solo piano van Maurice Ravel, geschreven in 1899 toen de Franse componist studeerde aan het Conservatoire de Paris onder Gabriel Fauré. Ravel publiceerde in 1910 een orkestversie van de Pavane voor twee fluiten, een hobo, twee klarinetten (in Bes), twee fagotten, twee hoorns, harp en strijkers.

Ravel beschreef het stuk als “een evocatie [het voor de geest roepen] van een pavane die een kleine prinses in vroegere tijden aan het Spaanse hof zou hebben gedanst”. De pavane was een langzame processiedans die in de zestiende en zeventiende eeuw grote populariteit genoot aan de Europese hoven.

Dit antieke miniatuurwerk is niet bedoeld als eerbetoon aan een bepaalde prinses uit de geschiedenis, maar drukt veeleer een nostalgisch enthousiasme uit voor de Spaanse gebruiken en gevoeligheden, die Ravel deelde met veel van zijn tijdgenoten (met name Debussy en Albéniz) en die ook tot uiting komt in sommige van zijn andere werken, zoals de Rapsodie espagnole en de Boléro.

Ravel droeg de Pavane op aan zijn beschermvrouwe, de prinses van Polignac, en hij heeft het werk waarschijnlijk meerdere malen in het huis van de prinses uitgevoerd. Het werd voor het eerst gepubliceerd door Eugène Demets in 1900, maar trok weinig aandacht totdat de Spaanse pianist Ricardo Viñes het op 5 april 1902 voor het eerst uitvoerde. Het werk werd al snel erg populair, hoewel Ravel het zelf als “vormloos” beschouwde en vond dat het te veel beïnvloed was door de muziek van Emmanuel Chabrier*.

Begin 1912 recenseerde Ravel de uitvoering van het stuk door een andere pianist en merkte daarbij op: “Door een ironisch toeval is het eerste werk waarover ik verslag moet doen mijn eigen Pavane pour une Infante défunte. Ik voel me helemaal niet gênant om erover te praten; het is oud genoeg om door de componist aan de criticus te worden overgelaten. Op dit moment zie ik de verdiensten ervan niet meer, maar helaas zie ik de gebreken wel heel goed: de invloed van Chabrier, die te duidelijk is, en de nogal slechte vorm. Naar mijn mening heeft de opmerkelijke vertolking veel bijgedragen aan het succes van dit schuchtere, onvoltooide werk."

Ravel wilde dat het stuk uiterst langzaam werd gespeeld – langzamer dan bijna alle moderne interpretaties. De criticus Émile Vuillermoz klaagde dat Ravels uitvoering van het werk “onbeschrijfelijk traag” was.

De première van de orkestversie vond plaats op 27 februari 1911 in Manchester, Engeland, onder leiding van Sir Henry Wood. In zijn recensie van het concert noemde criticus Samuel Langford het werk “zeer mooi” en voegde eraan toe: “Het stuk is niet echt representatief voor de componist, die gewoonlijk zijn expressie vindt in ongrijpbare harmonieën verweven in snelle figuraties. In de Pavane krijgen we normale, bijna archaïsche harmonieën, ingetogen expressie en een ietwat afstandelijke schoonheid van de melodie."

* Emmanuel Chabrier leefde van 1841 tot 1894. Hij was vooral bekend om zijn orkestwerk España en zijn invloed op latere Franse componisten zoals Ravel en Debussy.

Pavane pour une infante défunte voor piano

Pavane pour une infante défunte voor orkest

Muziekvoorbeelden van Emmanuel Chabrier

Meer info op Interlude

naar boven

Lezersreactie op nieuwsbrief in maart

De Arabesques en Clair de Lune uit de Suite Bergamasque (en juist net ook Reverie) waren mijn eerste aanraking met Debussy.

De arabesk is de kunst zonder mens of dier te verbeelden van de Moors-Islamitische (en de oude Perzisch-Islamitische) cultuur. Met name de in ronde vorm geplaatste korte aforismen en wijsheden die net als de oude huistegeltjes (Workum, Weesp, Delfts Blauw) van ons in keuken en haard, een prominente plaats innemen in de huiskamer; soms zelfs als een zegel gebruikt. De vormenrijkdom van het Islamitische schrift, met de abstracte gestalten die wel lijken te groeien als bloemen en planten, was de artistieke weg, als de devotie verbiedt de ijdelheid van mensen of dieren in beeld te vatten.

Later werd alle figuratieve kunst, zoals bij de afwerking van huisraad en meubilair, wel arabesk genoemd. Vooral in de eerste Arabesque komt de wat dromerige devotie goed tot zijn recht. De tweede is speelser. Bergamasque, betekent: afkomstig uit Bergamo.

Wel jammer dat in de weergegeven muziek een arrangement gebruikt is, getransporteerd naar C majeur en het klankvoorbeeld de adem van de fragiele toonzetting heeft gemist. Hoewel dit wel past bij de versie van een toon- en handgrepenfilmpje dat de jeugd tegenwoordig vaak gebruikt, is het jammer dat juist hoe Debussy dit stuk heeft neergezet net even niet overkomt.

Je hoort dit overigens bijna nooit goed uitgevoerd, omdat de achtste-rust en de overbinding op de tel komen: pas de melodische oplossing, dus wat terugwijkend, komt met de laatste tel! Het is de bedoeling dat de aanvangsklank afwachtend in de leegte hangt, ook de maat ritmisch bijna in de leegte hangt. Alsof niet de musicus de klank heeft "gespeeld", maar alleen maar zijn adem de klank aan de piano heeft "ontlokt", letterlijk.

Dat is de feeërieke sfeer die de maan in een rustiek landschap schept, de sfeer die mogelijk maakt wat alleen maar in sprookjes kan gebeuren. Een voorbeeld om dit te schetsen. De hulst heeft overdag onder de zon donker blad. In het maanlicht gaat er een glans flikkeren die je nooit zou verwachten. Het is bijzonder hoe componisten, en dan vooral Debussy, deze poëtische essenties weten te vinden.

De hele speeltechniek van Debussy was onvoorstelbaar licht, alleen alsof hij veegt over de snaren. Zijn aanslag en eigen speeltechniek werden in zijn studie niet geapprecieerd. Veel te vaag, zodat je als musicus niet bewust lijkt te zijn en maar toevallig iets doet, en het toeval lijkt dat het goed is.

Er zijn twee andere stukken waarin Debussy zo expressief de essentie van het maanlicht heeft gevangen in muziek. Een prelude, met het beeld van de antieke halfronde theaters, met als trappen de zittingen van het publiek opklimmend boven het podium; door de aflopend steeds kleinere cirkel, kan ook het fluisteren van acteurs tot bovenin gehoord worden. Wij kennen deze theaters alleen als ruine. De sfeer die hier de maan oproept brengt de oude gespeelde drama's tot leven.

Het andere stuk, over een verborgen oude woudtempel (zoals Ankhor Vat in Siam, Cambodja), is het middendeel van Images Boek II. De ruïne van de tempel is een open plek in het woud, als de donkere achtergrond, van een groot bekken dat ligt te baden in het maanlicht.

Debussy was als gefascineerd van de oude muziek uit het verre Oosten, de klokken, en de gamalan. Deze had hij leren kennen op de wereldtentoonstelling in Parijs. In al zijn latere muziek klinkt iets van de gamalan.

Bijzonder dat jouw kleinzoon zo op zijn gehoor Claire de Lune speelde.

FrankvanDamKleineKraai

naar boven

Beethoven - Een biografie (25)

[Bron: Een Biografie van Ludwig van Beethoven (1770–1827) door Jan Caeyers]

Beethovens eerste plannen om een symfonie te componeren dateren al van het voorjaar van 1795. Na enkele maanden waren de langzame inleiding en de expositie van het eerste deel geschetst. In Berlijn in 1796 werkte hij er opnieuw aan, maar het ging zeer moeizaam: hij maakte in totaal drie nieuwe ontwerpen voor de langzame inleiding, en twee voor het eerste 'Allegro'. Daarnaast had hij een con­cept voor het tweede (langzame) deel én voor het 'Menuetto'. Het productieproces stokte toen Beethoven stuitte op het probleem van het laatste deel. De traditie wilde een lichtvoetig slot. Beethoven wilde echter een drama­tische tegenpool van het eerste deel en een groots einde van de he­le symfonie. In 1796 zag hij nog geen uitweg en gaf het op. Beethoven zou pas in de winter van 1799 de draad weer opnemen. Hij begon de eerste drie delen met een volkomen nieuw blad en precies daardoor vloeiden die nu vrij moeiteloos uit de pen. Voor het slotdeel maakte hij gebruik van het thematische materiaal waarmee hij vroeger zijn symfonie wilde openen.

Beethoven was gedwongen zijn uitvoering zelf te organiseren. De moeilijkheid was echter dat baron von Braun de scepter zwaaide over de twee grote concertzalen in Wenen en hij geenzins van plan was Beethoven de helpende hand te bieden. Beethoven zag zich genoodzaakt zijn vrouw voor zich te winnen en via via het hof te benaderen. Hij kreeg me­vrouw Braun aan zijn kant door de Pianosonates (op. 14) aan haar op te dragen.

Bij het hof lagen de zaken iets moeilijker, maar hier kwamen verschillende connecties te hulp die toegang hadden tot de echtgenote van keizer Franz II. Toen Beethoven na Nieuwjaar 1800 zijn pas gecom­poneerde Septet in Es (op. 20) aan de keizerin wilde opdragen, kreeg hij daartoe toestemming dankzij diplomatieke interventies op hofdameni­veau. Het Septet werd erg populair. De opdracht aan de keizerin miste haar effect niet, en na een marsbe­vel vanuit de Hofburg gaf von Braun Beethoven toestemming op 2 april 1800 zijn eerste concert te organiseren.

Het concert werd aangekondigd in de Wiener Zeitung van 26 maart, met de gebruikelijke vermelding dat de toegangskaarten bij de compo­nist thuis afgehaald konden worden. Het programma was vrij lang - netto bijna drieënhalf uur muziek - maar daar keek in die tijd niemand van op. Het werd hem niet in dank afgenomen dat hij erop stond dat het operaorkest niet door de vaste chef Giacomo Conti, maar door de - in zijn ogen - meer competente Anton Wranitzky werd gedirigeerd. De orkestmuzikanten zagen dit als een motie van wantrouwen, met het gevolg dat ze overgingen tot een subtiele vorm van sabotage. Vooral bij de uitvoering van het pianoconcerto, waar de kwaliteit van het samenspel met de solist in grote mate afhankelijk was van de concen­tratie en flexibiliteit van het orkest, was dit zeer merkbaar. Het orkest weigerde stug Beethovens verfijnde rubatospel te volgen waardoor so­list en orkest vaak niet meer gelijk speelden. Beethoven was woedend.

De irritaties die de uitvoering van het pianoconcerto hadden teweeggebracht, verbleekten bij het onbehagen dat de Eerste Symfonie had opgewekt. Beethoven had deze symfonie laten beginnen met dissonante, en op het eerste gezicht ook tonaliteitsvreemde - en dus desoriënteren­de - blazersakkoorden, ondersteund door bizar klinkende pizzicato's van de strijkers. Dit was letterlijk en figuurlijk ongehoord! Maar er was meer waaraan de toehoorders moesten wennen. Beetho­ven zette een nieuwe standaard op het gebied van tempo en snelheid. Bij elk deel staat ofwel 'con brio', of 'con moto' of 'molto e vivace'. Vooral het 'Menuetto' is zo snel dat elke herinnering aan de galante aristocratische dans volkomen is verdwenen. Op die manier luid­de Beethoven een nieuw tijdperk in. Op de een of andere wijze moet het publiek dat toch hebben aange­voeld. De recensent van de Allgemeine musikalische Zeitung roemde het hele concert zonder meer als de meest interessante sinds lange tijd.

Pianosonate nr. 9 in E majeur, Op. 14 nr. 1

Pianosonate nr. 10 in G majeur, Op. 14 nr. 2

Septet in Es (op. 20)

Eerste Symfonie

naar boven

Gids voor orkestmuziek (43): Mozart (3)

Ouverture in Bes (K.V. 311a), Tweede Parijse symfonie (1778)

Hoewel ze geen echte symfonie is, wordt de zgn. Parijse ouverture in sommige opgaven onder die naam genoemd. Daarom, zij vermeldt dat in 1902 dit jeugdwerk van de grootmeester van het rococo werd ontdekt en door de be­roemde Franse Mozart-vorser De Saint-Foix is herkend als het tweede der beide door Mozart voor de Parijse 'Concerts spirituels' geschreven ouvertures. De 'concerts spirituels' (geestelijke concerten), ingesteld in 1725 door Danican Phi­lidor werden alleen gegeven op de kerkelijke feestdagen in de tijd dat de theaters waren gesloten (14 dagen voor en 8 dagen na Pasen). Het is een kort eendelig stuk, zuiver Mozartiaans naar inhoud, bouw en instrumentatie, met een fijne pastorale inleiding van de hobo en een ietwat dramatisch allegro.

Ouverture in Bes (K.V. 311a)

naar boven