Nieuwsbrief Muzikale Verhalen (71)
Juni 2025
Beste lezer,
Na aandacht voor Arabesque No 1 en Claire de Lune van Claude Debussy en Pavane pour une infante défunte van Maurice Ravel in vorige nummers, richten we, zoals aangekondigd, onze blik in dit nummer op Erik Satie. Dit op advies van een lezer.
Reinbert de Leeuw begon de muziek van Erik Satie actief te promoten vanaf het midden van de jaren 1970. Een belangrijk moment hierin was de uitgave van zijn iconische opname van Satie’s pianowerken in 1976. Deze opname, waarop De Leeuw Satie’s werken zoals de Gymnopédies en Gnossiennes op een uiterst langzame, meditatieve manier speelt, kreeg internationale aandacht en was baanbrekend in hoe Satie werd geïnterpreteerd en gewaardeerd. Tot die tijd was Satie vaak beschouwd als een excentrieke, ietwat marginale componist. De Leeuw droeg sterk bij aan een herwaardering van Satie als een serieuze en invloedrijke componist, vooral binnen de context van de minimalistische en avant-gardistische stromingen die toen in opkomst waren.
De afgelopen maanden ben ik zelf aan het componeren geslagen. Het begon met muziek voor piano solo voor Goede Vrijdag voor de Christengemeenschap in Meppel. Later heb ik samen met Ephraïm van IJzerlooij muziek geschreven, geïnspireerd op de Sint Jans-imaginatie van Rudolf Steiner, voor uitvoering op vrijdag 27 juni in Zwolle (zie www.jaarfeestenzwolle.nl/23.html. Voor de bezetting zijn we uitgegaan van de beschikbare instrumenten: cello, viool, piano, altsax en twee melodica's.
Tussendoor heb ik pianotranscripties gemaakt voor Tonight van Leonard Bernstein uit de Westside Story en Bess, you is my woman uit Porgy and Bess van George Gershwin. Ben je hierin geïnteresseerd, stuur een mail naar , dan zend ik die kosteloos toe.
Ik wens je veel lees- en luisterplezier.!
Imke Jelle van Dam
Inhoudsoverzicht
Info bekostiging maandelijkse nieuwsbrief
Mocht u iemand kennen die mogelijk ook interesse heeft in deze nieuwsbrief, dan wordt het op prijs gesteld als u deze met begeleidend schrijven doorstuurt. Men kan zich dan zelf kosteloos abonneren (info).
Concertagenda
Antrovista actualiseert (bijna) dagelijks de concertagenda.
Overzicht concerten en muziekcursussen
naar boven
Erik Satie (1866 –1925)
Erik Satie was een Franse componist en pianist. Satie leidde het leven van een bohemien en was maatschappelijk een buitenstaander. Satie liep in zijn componeertechniek, zonder vaste reeks, vrij inwisselbaar en herhaalbaar, zijn tijd ver vooruit. In 1891 kwam hij in contact met Claude Debussy, met wie hij levenslang bevriend raakte. Ook Maurice Ravel kende Satie goed. Debussy en Ravel organiseerden vanaf 1911 concerten met werken van Satie, waardoor hij voor het eerst enige bekendheid en waardering bij het publiek kreeg. Satie heeft in Nederland sinds 1976 vooral bekendheid gekregen dankzij Reinbert de Leeuw. Zijn welbewust sobere speelwijze gaf een aanzet tot de grote populariteit van de componist.
Zie ook de biografie in 200 woorden
Overzicht van composities
1902-1924: 15 werken voor orkest (hiervan zijn 8 verloren gegaan)
1894-1895: 2 missen
1899-1923: 3 opera's
1906: 1 operette
1892-1920: 6 balletten
1891-1923: 5 schouwspelen
1891-1920: 8 andere toneelwerken
1887-1907: 10 werken vor zangstem en piano
1887-1907: 6 kamermuziekwerken
1886-1919: 9 werken voor piano
1924: 1x filmmuziek
(bron: nl.wikipedia.org/wiki/Erik_Satie#Composities
naar boven
Wikipedia over Erik Satie (sterk verkort)
Erik Satie werd gezien als een kolderieke zonderling en provocateur. Zijn oeuvre, dat vooral uit piano- en toneelwerken bestaat, raakte na zijn dood in de vergetelheid. Niettemin oefende hij tijdens zijn leven invloed uit op andere componisten zoals Claude Debussy, Maurice Ravel, Darius Milhaud, Edgard Varèse en Francis Poulenc, en later ook op John Cage. De Amerikaan Cage was het ook die in de jaren 40 op het modernisme van Satie wees.
Na eerst privémuzieklessen gevolgd te hebben, studeerde Satie vanaf 1879 aan het Conservatoire national supérieur de musique in Parijs. In 1882 werd hij vanwege zijn zwakke prestaties in de voorbereidingsklas voor piano uitgeschreven, maar vanaf 1883 bezocht hij als gaststudent de colleges over harmonie. In 1885 studeerde hij opnieuw in een pianoklas, maar het volgende jaar staakte hij de studie. Van 1905 tot 1925 studeerde hij aan de Schola Cantorum bij Albert Roussel en Vincent d'Indy.
In 1887 vertrok Satie naar Montmartre. Die plaats, toen nog aan de rand van Parijs gelegen, was rustiek, maar had veel cafés en cabarets, en telde daarom ook veel kunstenaars: acrobaten, kunstschilders, muzikanten en schrijvers. Hij genoot van de stimulerende sfeer in deze van alle maatschappelijke dwang bevrijde omgeving. Hoewel Satie uit een welgestelde familie afkomstig was, leefde hij een groot deel van zijn leven in armoede. Hij was genoodzaakt om als cabaret- en barpianist in zijn levensonderhoud te voorzien.
In 1889 ontmoette Satie Joséphin Péladan, de grootmeester van het jaar daarvoor weer opgerichte Orde van de Rozenkruisers. Aangetrokken door de spirituele mengeling van religie, mystiek en cultus, die uit de middeleeuwen dateerde, en muzikaal geïnspireerd door Richard Wagner, werd hij de huiscomponist van de Orde. In 1892 kwam er een einde aan deze betrekking, omdat hij een andere muzikale voorkeur koesterde.
In 1891 kwam hij in contact met Claude Debussy in de Auberge du Clou; er ontwikkelde zich een levenslange, maar niet altijd eenvoudige, vriendschap tussen de twee mannen. Ook Maurice Ravel kende Satie goed.
Door zijn toepassing van vrij gecombineerde en repetitieve elementen liep Satie in de jaren 1890 vooruit op een techniek die pas in de tweede helft van de twintigste eeuw belangrijk zou worden, namelijk in de seriële muziek en de aleatorische muziek.
In 1916 werd Satie door de kunstschilderes Valentine Hugo in contact gebracht met de schrijver Jean Cocteau. De eerste uitvoering van zijn ballet Parade (voor orkest en typemachine) dat jaar veroorzaakte een schandaal. Daarmee was in één klap zijn reputatie als componist gevestigd. Satie schreef het ballet samen met Cocteau en Picasso, voor de Russische impresario Sergej Diaghilev, leider van de Ballets Russes. zich in toenemende mate in voor de muziek van Satie en hij droeg met zijn geschriften ertoe bij, dat Satie bij het publiek steeds bekender werd. In 1918 noemde Cocteau in zijn boek de muziek van Satie als de eigenlijk moderne en zelfstandig Franse muziek. Zo werd het werk van Satie na de Eerste Wereldoorlog tot een voorbeeld voor de nieuwe oriëntatie van de Franse muziek.
Dankzij de aandacht van Cocteau voor Satie, begonnen ook jonge musici zich steeds meer te interesseren voor zijn muziek, onder meer George Auric, Darius Milhaud, Francis Poulenc, Germaine Tailleferre, Arthur Honegger en Louis Durey.
Satie schreef muziek voor theater en ballet en componeerde daarnaast veel pianomuziek. Zijn composities worden getypeerd als origineel, humoristisch, vaak bizar, banaal en minimalistisch.
Satie en Claude Debussy waren goede vrienden. Debussy zou stukjes Satie in zijn werk hebben overgenomen. Satie was hiervan op de hoogte maar bleef er erg bescheiden onder, getuige onderstaande dialoog uit een boek van Michelet:
Tijdens een concert van Debussy zei iemand tegen Satie: “Hé! Dit is een muzikale frase van Debussy die erg op Satie lijkt!”
Waarop Satie antwoordde: “Ja, het ís Satie, maar Debussy doet het veel beter dan ik!”
Zie voor het gehele artikel op Wikipedia
naar boven
Geschiedenis van de westerse muziek over Erik Satie
Een anti-impressionistische (maar niet altijd tegen Debussy gerichte) stroming in Frankrijk werd op het gebied van de letteren en het theater aangevoerd door Jean Cocteau, en in de muziek door het excentrieke genie Erik Satie (1866-1925). Sommige vroege pianowerken van Satie (bijvoorbeeld de drie Gymnopédies uit 1888) liepen vooruit op de onopgeloste akkoorden en quasi-modale harmonieën van het impressionisme in een uiterst sobere textuur. Rond 1891 maakte hij gebruik van parallelharmoniek met uit reine kwarten opgebouwde akkoorden. De pianowerken die hij tussen 1900 en 1915 componeerde zijn veelal karikaturen, hetgeen tot uitdrukking komt in surrealistische titels als Trois morceaux en forme de poire (Drie stukken in de vorm van een peer), Embryons desséchés (Uitgedroogde embryo's). De commentaren en aanwijzingen zijn in dezelfde stijl: pp en un pauvre souffle (pianissimo, kortademig), avec beaucoup de mal (met veel moeite). Gedrukt in de partituur staken ze de draak met de impressionistische titels en partituuraanduidingen van Debussy. Maar zijn gevoel voor humor is ook in de muziek zelf te vinden: genoteerd zonder maatstrepen, sober, droog, grillig, kort, repetitief, parodiërend en uitermate spitsvondig.
Satie schreef ook werken voor andere instrumenten dan de piano. Het gestileerde 'realistische ballet' Parade (1917) naar een scenario van Jean Cocteau en met decors en kostuums van Pablo Picasso. Socrate, een 'symfonisch drama' uit 1920 (drie liederen voor sopraan en klein orkest) was gebaseerd op teksten van Plato. De geladenheid van de laatste scène, de dood van Socrates, wordt door de monotone stijl en het opzettelijk vermijden van directe emotionaliteit juist versterkt. De scherpe, antisentimentele houding van Satie, zijn kale texturen en zijn soberheid van harmonie en melodie, beïnvloedden in Frankrijk Darius Milhaud en, in mindere mate, Honegger, Poulenc en anderen.
Trois morceaux en forme de poire
naar boven
Beethoven - Een biografie (26 en slot)
In 25 nieuwsbrieven is aandacht besteed aan composities van Beethoven aan de hand van fragmenten uit Een Biografie van Ludwig van Beethoven (1770–1827) van Jan Caeyers. Ik had hier nog geruime tijd mee door kunnen gaan, maar heb desondanks besloten met deze rubriek te stoppen. Geïnteresseerden raad ik aan het boek zelf te lezen.
Zie voor een recensie van het zeer lezenswaardige boek op:
www.opusklassiek.nl/boeken/caeyers_beethoven.htm
Een klein citaat uit deze recensie:
Caeyers neemt in deze indrukwekkende biografie de lezer aan de hand mee op de weg van dat kleine jongetje uit Bonn naar de diepste krochten van de Weense muziekmetropool, vanwaar hij ondanks of misschien wel juist door de dramatische gehoorproblemen de muziek een volkomen nieuwe richting zou geven. Caeyers schildert zelfverzekerd en met grote autoriteit de invloed van Beethovens ideeënrijkdom op zijn omgeving en daarbuiten, dienst enorme improvisatietalent, zijn carrière als beginnend componist en jonge pianovirtuoos in Wenen, het door zijn toenemende doofheid gedwongen einde van zijn publieke optredens en de daarmee samenhangende zoektocht naar de diepere zin en betekenis van zijn kunstenaarsbestaan; om er dan ten slotte in te slagen de materie der klanken volledig te beheersen waardoor hij zich volledig vrij en bijna onthecht kon overgeven aan zijn verbeeldingskracht, door niets en niemand meer gehinderd.
naar boven
Gids voor orkestmuziek (44): Mozart (4)
Symfonie no. 38 in D (K.V. 504), 'Praagse' (1786)
Adagio. Allegro - Andante - Presto ('symfonie zonder menuet')
Een der belangrijkste symfonieën van de laatste zes, de laatste ook in de door de componist zo veel gebruikte toonsoort van D grote terts, ontstond in het jaar van zijn Figaro, de opera welke in Praag grote triomfen beleefde. Van die Figaro draagt zij geen spoor, ze is eigenlijk meer verwant aan de sfeer van Don Giovanni, die pas later in dat jaar zou worden voltooid. De Symfonie in D werd in 1787 voor het eerst in Praag uitgevoerd en sinds is ze onder de bijnaam van Praagse symfonie bekend gebleven. In hoeverre de dalende uiterlijke levenscurve van invloed is geweest op de algemene tragische stemming, het ontbreken van zonnige levensblijheid in de periode dat Mozart deze symfonie schiep, is natuurlijk niet precies te registreren. Tenslotte was Mozart geen romanticus wiens muziek een welhaast bewuste weerspiegeling, of liever, een bewuste uitdrukking werd van zijn belevenissen en ervaringen, van zijn subjectief levensgevoel. Maar dat zijn kunst in zekere zin een reflectie is van zijn zieleleven, is duidelijk.
Een ernstig, hartstochtelijk adagio leidt het eerste allegro in met een thema dat contrasteert tegen dringende, angstige, onrustige syncopenfiguren van de strijkers. Een climax wordt bereikt in de afsluitende stralende trompettenklanken. Het tweede, het zangthema, heeft in uitdrukking iets onbestemds, een pessimistische grondtrek welke naderhand sterker nog wordt bij de herhaling in mineur van dezelfde muzikale gedachte. Het andante is de getuigenis van een even herwonnen zielevrede, even, omdat ze door een opstandig neventhema wordt verstoord, een thema met schrijnende dissonanten. Bijna schuchter is het slot van deze satz. In deze stemming past geen vrolijk menuet, Mozart schijnt er niet toe te zijn gekomen deze gestileerde dansvorm passend te vinden in de van muzikale 'smartsymbolen' vervulde symfonie. De finale, het presto, heeft een onbestemd karakter door het voortijlende thema waarvan de jachtende syncopen getuigen van de innerlijke onrust en opgewondenheid. Daar doet het idyllische tegenthema niet veel aan af, al is een zeker geluksgevoel hier en daar merkbaar. Als kunstwerk zowel als 'bekentenis' staat deze Praagse symfonie ver boven haar voorgangsters. Ze is 'de poort tot de volgende drie grote symfonieën', de synthese van Mozarts symfonische scheppingen.
Symfonie no. 38 in D (K.V. 504), 'Praagse'
naar boven