Aanvullende informatie
Mozarts eerste meesterwerken
1. Strijkkwartet in F majeur, KV 168: De zes “Weense kwartetten” (KV 168–173) zijn in 1773 geschreven. Kenmerken: duidelijk ambitieuzer dan de Milaanse uit 1772. Mozart experimenteert hier met contrapunt en thematische ontwikkeling, beïnvloed door Joseph Haydn.
2. Strijkkwartet in A majeur, KV 169: Zie 1.
3. Strijkkwartet in C majeur, KV 170: Zie 1.
4. Strijkkwartet in Es majeur, KV 171: Zie 1.
5. Strijkkwartet in Bes majeur, KV 172: Zie 1.
6. Strijkkwartet in D minor, KV 173: Zie 1.
7. Symfonie in g-mineur (KV 183): Twee symfonieën die Mozart in het najaar van 1773 en het voorjaar van 1774 componeerde, tonen zowel eigenzinnigheid als duidelijke parallellen met Haydn. De Symfonie in g-mineur (KV 183), een product van de Sturm und Drang-beweging, valt op door haar intense karakter, thematische eenheid en de ruimere vormopzet vergeleken met Mozarts eerdere symfonieën.
8. Strijkkwartet KV 428: In vorm is Mozart minder avontuurlijk dan Haydn. Zijn thema’s lijken zelden bedoeld voor uitgebreide motiefontwikkeling, maar vormen meestal afgeronde gehelen. Zijn ideeën zijn zo rijk dat hij soms een doorwerking overslaat en een nieuw thema introduceert (zoals in het eerste deel van het strijkkwartet KV 428). Anders dan Haydn gebruikt Mozart vrijwel altijd een contrasterend, lyrisch tweede thema in zijn allegro’s, waarna de expositie vaak eindigt met een verwijzing naar het beginthema. In de reprise brengt hij zelden grote veranderingen aan in volgorde of behandeling van het materiaal.
1. Pianosonates KV 279-284: Van 1774 tot 1781 leefde Mozart vooral in Salzburg, onderbroken door een reis in september 1777 met zijn moeder naar München, Augsburg, Mannheim en Parijs, waar zijn moeder onverwacht overleed in juli 1778. Begin 1779 keerde hij terug naar Salzburg. Belangrijke werken uit deze periode zijn de pianosonates KV 279-284 (Salzburg en München, 1774-1775), KV 309 en 311 (Mannheim, 1777-1778), KV 310 en 330-333 (Parijs, 1778) en diverse variatiereeksen, waaronder op het Franse melodietje Ah, vous dirais-je maman (KV 265, Parijs 1778). De variaties waren vermoedelijk voor leerlingen, maar Mozart nam ze ook in zijn concertrepertoire op; in zijn jeugd improviseerde hij zulke stukken vaak, waardoor weinig vroege pianocomposities bewaard zijn gebleven.
De zes sonates KV 279-284 staan allemaal in majeur (C, F, Bes, Es, G, D) en vertonen grote variatie in vorm en inhoud. De Mannheimer sonates hebben heldere allegro's en gracieuze andantes. De Parijse sonates behoren tot Mozarts bekendste werken in dit genre: de tragische Sonate in a-mineur (KV 310), de lichtvoetige C-majeur (KV 330), de A-majeur met variaties en het Rondo alla turca (KV 331) en twee karakteristieke sonates in F- en Bes-majeur (KV 332 en 333).
2. Pianosonate KV 309: Zie 1.
3. Pianosonate KV 311: Zie 1.
4. Pianosonate KV 310: Zie 1.
5. Pianosonate KV 330: Zie 1.
6. Pianosonate in A-majeur met variaties en ‘Rondo alla turca’ (KV 331): Zie 1.
7. Pianosonate KV 332: Zie 1.
8. Pianosonate KV 333: Zie 1.
9. Vioolsonate KV 296: Mozarts pianosonates hangen nauw samen met zijn vioolsonates. De vroege vioolsonates waren vooral pianostukken met een facultatieve vioolbegeleiding. In de sonates van 1777-1778 (KV 296, 301-306) in Mannheim en Parijs krijgen piano en viool voor het eerst een min of meer gelijkwaardige rol. De Sonate in e-mineur (KV 304) valt op door de intense emotionaliteit van het eerste deel, de D-majeur (KV 306) door de heldere, concerto-achtige stijl.
10. Vioolsonates KV 301-306: Zie 9.
1. Divertimento in F-majeur (KV 247): Voorbeelden van de naar kamermuziek neigende stukken zijn het Divertimento in F-majeur (KV 247) voor strijkers en twee hoorns, in juni 1776 in Salzburg gecomponeerd, de bijbehorende divertimenti in respectievelijk B- en D-majeur (KV 287 en 334), en het Septet in D-majeur (KV 251).
2. Divertimento in B-majeur (KV 287): Zie 1.
3. Divertimento in D-majeur (KV 334): Zie 1.
4. Divertimento uit Salzburg (KV 252): Goede voorbeelden van Mozarts blazerswerken zijn de korte Salzburgse divertimento's (bijv. KV 252) en drie grotere, complexere serenades uit 1781-1782 in München en Wenen: KV 361 (Bes), KV 375 (E) en de raadselachtige KV 388 (c-mineur), waarvan de serieuze toon en canonische elementen ongebruikelijk zijn voor zulke gelegenheidsstukken.
5. Divertimento in Bes (KV 361): Zie 4.
6. Divertimento in E-majeur (KV (375): Zie 4.
7. Divertimento in c-mineur (KV 388): Zie 4.
8. Eine kleine Nachtmusik (KV 525): Mozarts bekendste serenade is Eine kleine Nachtmusik (KV 525), een werk in vijf delen dat oorspronkelijk voor strijkkwartet was geschreven, maar tegenwoordig meestal door een klein strijkersensemble wordt uitgevoerd. Mozart componeerde de Nachtmusik in 1787.
9. Salzburgse serenade in D-majeur (KV 203): In de drie Salzburgse serenades in D-majeur (KV 203, 204 en 320) vinden we elementen uit het concerto; elk bestaat uit twee of drie delen en heeft een solopartij voor viool.
10. Salzburgse serenade in D-majeur (KV 204): Zie 9.
11. Salzburgse serenade in D-majeur (KV 320): Zie 9
12. Haffnerserenade: De Haffnerserenade, die Mozart in 1776 schreef voor een trouwerij bij de familie Haffner, is het duidelijkste voorbeeld van de symfonische concerto-stijl. De zes jaar later gecomponeerde Haffnersymfonie was in zijn oorspronkelijke vorm ook een serenade, ingeleid en afgesloten door een mars en met een tweede menuet tussen het Allegro en het Andante.
1. Pianoconcert in Es-majeur (KV 271): Naast composities zoals het Pianoconcert in Es-majeur KV 271 (1777) - met het romantische langzame deel in c-mineur en de expressieve Sinfonia Concertante in Es-majeur KV 364 voor viool, altviool en orkest schreef Mozart in Salzburg ook de drie vioolconcerten KV 216 (G-majeur), KV 218 (D-majeur) en KV 219 (A-majeur). Deze drie vioolconcerten (alle uit 1775) zijn de laatste werken van Mozart in dit genre. Het pianoconcert is daarentegen het eerste in een lange reeks van gerijpte composities, die haar bekroning vindt in de concerten uit de Weense periode.
2. Sinfonia Concertante in Es-majeur KV 364 voor viool, altviool en orkest: Zie 1.
3. Vioolconcert in G-majeur (KV 216): Zie 1.
4. Vioolconcert in D-majeur (KV 218): Zie 1.
5. Vioolconcert in A-majeur (KV 219): Zie 1.
1. Krönungsmesse in C-majeur (KV 317): Mozart componeerde van jongs af aan regelmatig voor de kerk, mede door de positie van zijn vader bij de kapel van de aartsbisschop en zijn eigen functies in Salzburg (eerst als concertmeester en later als organist). Zijn missen, motetten en andere religieuze werken behoren, op enkele uitzonderingen na, niet tot zijn belangrijkste composities. Ze zijn vaak geschreven in het idioom van symfonie en opera, met fuga’s waar gebruikelijk, voor koor en solisten, begeleid door orkest. Voorbeeld: de Krönungsmesse in C-majeur (KV 317, Salzburg 1779).
2. Mis in c-mineur (KV 427): Het best geslaagd is de Mis in c-mineur (KV 427). Mozart loste er een belofte mee in die hij bij zijn huwelijk in 1782 had gedaan;- al zou hij het Credo en het Agnus Dei nooit voltooien. Het is opmerkelijk dat Mozart deze mis niet in opdracht schreef, maar naar het zich laat aanzien om een persoonlijke behoefte te bevredigen.
3. Ave verum (KV 618): Even devoot en diepgaand als de mis KV 427, maar korter en in een eenvoudige homofone stijl, is het motet Ave verum (KV 618, uit 1791).
1. Opera Idomeneo: De laatste belangrijke compositie die Mozart schreef vóór hij naar Wenen verhuisde was de opera Idomeneo, die in januari 1781 in München in première ging. Idomeneo is Mozarts beste opera seria. In de talrijke begeleide recitatieven, het uitmuntende gebruik van het koor en de aanwezigheid van spectaculaire scènes doet zich de invloed van Gluck en de Franse tragédie lyrique gelden.
