menu

Aanvullende informatie Barok 

Late 17de eeuw  

Onderstaande muziekvoorbeelden zijn ontleend aan 'Geschiedenis van de westerse muziek' van Donald J. Grout & Clause V. Palisca.

1. Antonio Sartorio - Anacreonte Tiranno: Antonio Sartorio (1630–1680) was een Italiaanse componist uit Venetië, actief in het Italiaanse operaleven van de tweede helft van de 17e eeuw. Hij werkte aan theaters in Venetië, Hannover en Rome, en werd bekend om zijn opera’s en serenata’s. Sartorio’s stijl combineert de dramatische expressie van de Venetiaanse opera met virtuoze vocale lijnen, inventieve orkestratie en een duidelijke retorische aanpak, passend bij het stile rappresentativo van de vroege barok. Anacreonte Tiranno is een van zijn bekendste opera’s, uitgevoerd in Venetië in 1679, en is een voorbeeld van Venetiaanse opera seria in de late 17e eeuw.

2. Giovanni Legrenzi - La morte del cor penitente: Giovanni Legrenzi (1626–1690) was een invloedrijke Italiaanse componist uit de vroege hoge barok, werkzaam in Bologna, Ferrara en Venetië. Hij stond bekend als kapelmeester van San Marco in Venetië en was een sleutelfiguur in de overgang van de vroege barok (Cavalli, Carissimi) naar de meer gebalanceerde, melodisch georiënteerde stijl van de late 17e eeuw. Zijn muziek beïnvloedde onder meer Vivaldi en Bach. Legrenzi componeerde zowel kerkelijke muziek als opera’s en oratoria, en La morte del cor penitente is een van zijn belangrijkste geestelijke werken.

3. Alessandro Stradella - San Giovanni Battista: Alessandro Stradella (1639–1682) was een Italiaanse componist die een brug vormt tussen de vroeg- en hoogbarok. Hij werkte in Rome, Venetië en Genua, en componeerde zowel wereldlijke cantates en serenata’s als kerkelijke oratoria. Stradella’s leven was roerig – vol intriges, schandalen en een gewelddadige dood – maar zijn muziek toont grote expressieve kracht, harmonische inventiviteit en dramatische intensiteit. Zijn oratorium San Giovanni Battista is algemeen erkend als zijn meesterwerk en een hoogtepunt van de 17e-eeuwse Italiaanse barokmuziek.

4. Agostino Steffani - Enrico Leone: Agostino Steffani (1654–1728) was een Italiaanse componist, diplomaat en geestelijke die een belangrijke rol speelde in de verspreiding van de Italiaanse opera in Duitsland aan het einde van de 17e eeuw. Werkzaam aan het hof van Hannover, wist hij de expressieve melodiek van de Italiaanse barok te verbinden met Duitse contrapuntische verfijning en Franse hofstijl. Zijn opera Enrico Leone is zijn bekendste werk en geldt als een mijlpaal in de Noord-Europese operageschiedenis.

5. Antonio Lotti - Sinfonia (uit de opera Alessandro Severo): Antonio Lotti (1667–1740) was een Venetiaanse componist die actief was als organist, koorleider en operacomponist aan de Basiliek San Marco in Venetië. Hij vertegenwoordigt de volwassen Italiaanse barokstijl, waarin contrapuntische beheersing, lyrische melodiek en expressieve harmoniek in balans zijn. Lotti componeerde zowel kerkelijke muziek als opera’s, en zijn stijl vormt een overgang tussen de Venetiaanse traditie van Legrenzi en de lyrische classicerende stijl van de 18e eeuw. De Sinfonia uit zijn opera Alessandro Severo is een typisch voorbeeld van de Italiaanse operasinfonia – de voorloper van de latere klassieke symfonie.

6. Johann Joseph Fux - Costanza e Fortezza: Johann Joseph Fux (ca. 1660–1741) was een Oostenrijkse componist, theoreticus en hofkapelmeester in Wenen, beroemd om zijn invloedrijke verhandeling Gradus ad Parnassum (1725), die eeuwenlang het standaardwerk over contrapunt bleef. Fux werkte aan het hof van keizer Leopold I, Jozef I en Karel VI, en belichaamde de Weense hoogbarokstijl, waarin Italiaanse melodiek, Oostenrijkse pracht en contrapunten discipline samengaan. Zijn grootschalige opera Costanza e Fortezza (1723) behoort tot zijn meest indrukwekkende werken en werd gecomponeerd ter ere van een belangrijke dynastieke gebeurtenis: de kroning van keizer Karel VI tot koning van Bohemen in Praag.

7. Alessandro Scarlatti - Mitridate Eupatore: Alessandro Scarlatti (1660–1725) was een van de belangrijkste Italiaanse componisten van de late 17e en vroege 18e eeuw en wordt beschouwd als de grondlegger van de Napolitaanse opera. Hij ontwikkelde de da capo-aria tot een expressieve kernvorm van de opera seria en bracht structuur, elegantie en psychologische diepgang in het genre. Zijn muziek vormt een brug tussen de barok van Carissimi en de klassieke stijl van zijn zoon Domenico Scarlatti. Mitridate Eupatore (gecomponeerd in 1707 voor het Teatro San Bartolomeo in Napels) geldt als een van zijn rijpste en meest dramatische opera’s en is een toonbeeld van de volwassen Napolitaanse barokstijl.

8. Alessandro Scarlatti - La Griselda: Alessandro Scarlatti (1660–1725) was een van de centrale figuren van de Italiaanse barokopera en de grondlegger van de Napolitaanse school, die bepalend werd voor de latere opera seria. Zijn stijl wordt gekenmerkt door expressieve melodiek, verfijnde harmonie en een zorgvuldige balans tussen dramatische spanning en vocale virtuositeit. Zijn laatste grote opera, La Griselda (1721), is een werk van rijpheid en emotionele diepgang, waarin Scarlatti de traditionele vorm van de opera seria combineert met een subtiele psychologische uitwerking van de personages.

9. Jean-Baptiste Lully - Roland "chaconne": Jean-Baptiste Lully (1632–1687) was de hofcomponist van Lodewijk XIV en de schepper van de tragédie lyrique, de typisch Franse vorm van barokopera. Zijn muziek combineert statige grandeur, retorische helderheid en dansante elegantie, perfect afgestemd op de hofcultuur van Versailles. In zijn opera’s verweeft Lully drama, dans en koor tot een eenheid die zowel muzikaal als visueel de glorie van de Franse monarchie verheerlijkte. De Chaconne uit Roland (1685) is een van zijn beroemdste instrumentale dansdelen en belichaamt de pracht en verfijning van de Franse barokstijl.

10. Jean-Baptiste Lully - Amadis: Bois épais: Jean-Baptiste Lully (1632–1687), hofcomponist van Lodewijk XIV, was de onbetwiste meester van de Franse barokopera, ofwel tragédie lyrique. Zijn muziek is onlosmakelijk verbonden met de esthetiek van Versailles: plechtig, verfijnd en vol retorische expressie, met een unieke balans tussen dans, declamatie en emotie. De aria “Bois épais” uit de opera Amadis (1684) is een van Lully’s meest geliefde lyrische momenten. Ze illustreert zijn vermogen om innerlijke emotie en poëtische eenvoud te vangen binnen de formele grandeur van de Franse hofstijl.

11. Jean-Baptiste Lully - "Ouverture & Suite de dances" Armide: Jean-Baptiste Lully (1632–1687) was de centrale figuur van de Franse hofmuziek onder Lodewijk XIV en de schepper van de tragédie lyrique, de Franse variant van de barokopera. Zijn muziek symboliseert de orde, majesteit en verfijning van Versailles. Armide (1686) wordt algemeen beschouwd als zijn meesterwerk, waarin hij zijn muzikale, dramaturgische en choreografische talenten tot volmaaktheid bracht. De “Ouverture & Suite de danses” vormen het instrumentale hart van deze opera, waarin de praal van de hofstijl wordt gecombineerd met psychologische diepte en retorische precisie.

12. André Campra - L'Europe Galante: André Campra (1660–1744) was een belangrijke Franse componist van de late barok, bekend om zijn bijdragen aan zowel kerkelijke muziek als opera en ballet. Hij was een pionier in het combineren van Italië-invloeden met de Franse opera- en ballettradities, en wordt vaak gezien als de grondlegger van het Franse opéra-ballet, een genre waarin zang, dans en theatrale scènes geïntegreerd zijn. L’Europe Galante (1697) is Campra’s eerste opéra-ballet en wordt beschouwd als een sleutelwerk van het genre, dat de Europese hofcultuur en de elegantie van de Franse barok viert.

13. John Blow - Venus and Adonis: John Blow (1649–1708) was een Engelse componist, organist en leraar, en een sleutelfiguur in de restauratieperiode na de Engelse burgeroorlog. Als meester van de Chapel Royal was hij een belangrijke vertegenwoordiger van de vroeg-Engelse barok, en hij stond aan de basis van de ontwikkeling van de Engelse opera. Zijn beroemdste leerling was Henry Purcell, die zijn stijl verder zou verfijnen. Venus and Adonis (ca. 1683) geldt als de eerste volwaardige Engelse opera – eerder dan Purcells Dido and Aeneas – en is een kernwerk in de overgang van de masque-traditie naar de zelfstandige barokopera.

14. Henry Purcell - Dido & Aeneas: Henry Purcell (1659–1695) wordt algemeen beschouwd als de grootste Engelse componist van de barok, en een sleutelfiguur in de ontwikkeling van de Engelse opera. Zijn werk verenigt Engelse, Franse en Italiaanse invloeden tot een unieke, expressieve stijl, gekenmerkt door een fijnzinnig gevoel voor tekstexpressie, harmonische kleur en dramatische helderheid. Dido and Aeneas (ca. 1689) is zijn enige volwaardige doorgecomponeerde opera en geldt als een meesterwerk van de Engelse barok. Het werk is kort, maar dramatisch intens – een perfecte synthese van eenvoud, emotie en symboliek.

15. Henry Purcell - The Tempest: Henry Purcell (1659–1695) was de centrale figuur van de Engelse barokmuziek. Als componist van zowel kerkmuziek, hofmuziek als theaterwerken gaf hij de Engelse stijl een eigen identiteit, waarin Franse elegantie, Italiaanse expressie en Engelse poëzie samensmelten. Tegen het einde van zijn leven schreef hij een reeks toneelmuzieken (semi-operas), waaronder The Tempest, gebaseerd op het gelijknamige stuk van William Shakespeare. Hoewel de exacte toeschrijving aan Purcell niet volledig zeker is (sommige delen zijn mogelijk later toegevoegd of bewerkt door andere componisten), wordt het werk vaak in zijn oeuvre opgenomen omdat het de muzikale geest en stijl van Purcell zo duidelijk weerspiegelt.

16. Carolus Hacquart - 't Samenspraak tussen Bacchus en Ceres uit 'De Triomfeerende Min': Carolus Hacquart (ca. 1640 – na 1701) was een van de belangrijkste Zuid-Nederlandse componisten van de 17e eeuw, actief in de Nederlandse Republiek. Hij werkte in Den Haag, Amsterdam en Leiden en was een centrale figuur in het vroegbarokke muziekleven van de Lage Landen. Hacquart was zowel organist, gambist, violist als componist, en hij geldt als een pionier van de Nederlandse vocale en instrumentale barokmuziek. Zijn werk De Triomfeerende Min (1678) is een Nederlandse zangspel — een soort vroeg barok oratorium of semi-opera — dat wordt beschouwd als het eerste echte Nederlandstalige muziektheaterwerk.

17. Johan Schenk - "Nu mag de aarde vrolijk wezen" uit 'Bacchus, Ceres en Venus': Johan Schenck (1660 – ca. 1712) was een Nederlands componist, gambist en hofmusicus, geboren in Amsterdam. Hij geldt als een van de belangrijkste musici uit de laat-17e-eeuwse Republiek. Schenck was beroemd als virtuoos op de viola da gamba en werkte later aan het hof van de keurvorst van de Palts in Düsseldorf. Zijn muziek vormt een belangrijke schakel tussen de vroegbarokke Nederlandse traditie van Carolus Hacquart en de meer internationaal georiënteerde barokstijl van Corelli en Buxtehude. Zijn zangspel Bacchus, Ceres en Venus (1686) is een van de weinig bewaarde Nederlandstalige muziekdrama’s uit de barokperiode en behoort, samen met Hacquarts De Triomfeerende Min (1678), tot de eerste pogingen tot een nationale opera in het Nederlands.

18. Reinhard Keiser - Croesus, 1ste Acte: Reinhard Keiser (1674–1739) was een Duitse componist, operaproducent en kapelmeester die een sleutelrol speelde in de ontwikkeling van de Duitse barokopera. Hij werkte vooral in Hamburg, waar hij tientallen opera’s schreef voor het Opernhaus am Gänsemarkt – het eerste openbare operahuis van Duitsland. Keiser’s muziek vormt een brug tussen de Italiaanse expressieve stijl en de Duitse tekstgerichtheid, en beïnvloedde componisten als Telemann, Händel en Mattheson. Zijn opera Croesus is een van zijn meest ambitieuze en succesvolle werken en geldt als een hoogtepunt van de vroege Duitse opera. De eerste akte introduceert de centrale thematiek van macht, vergankelijkheid en menselijke hoogmoed — typische barokke onderwerpen waarin morele les en emotionele diepgang samenkomen. In de eerste akte van Croesus wordt het rijkdoms- en machtsthema uitgewerkt: Koning Croesus roemt zijn overvloed en ziet zichzelf als onaantastbaar; Zijn hofhouding en filosofen (zoals Solon) proberen hem te waarschuwen voor de tijdelijkheid van geluk; De toon is eerst triomfantelijk, maar er klinkt al ironische voorbode van val en tragedie; Tegelijk worden liefdesintriges en hofpolitiek geïntroduceerd — typisch voor Keisers opera’s, die moreel en menselijk drama verweven.

19. Reinhard Keiser - Croesus Liebe, sag', was fängst du an?: Deze aria komt uit Reinhard Keisers opera Croesus, een van de belangrijkste en meest representatieve werken van de Duitse barokopera. De opera werd voor het eerst opgevoerd in Hamburg in 1701 (en herzien in 1730) en behandelt het klassieke verhaal van Koning Croesus van Lydië, bekend om zijn rijkdom en zijn ondergang door overmoed. “Liebe, sag’, was fängst du an?” wordt gezongen in een intiem moment van emotionele twijfel en reflectie. Waar het hoofdverhaal van Croesus draait om macht, rijkdom en hoogmoed, vormt deze aria een lyrische tegenpool: de persoonlijke en kwetsbare kant van de menselijke ziel. De zanger (afhankelijk van de productie meestal een van de edele bijfiguren) richt zich tot de liefde zelf, met de vraag wat zij met de mens aanricht — een typisch barok thema waarin liefde zowel een zegen als een vernietigende kracht kan zijn.

Onderstaande muziekvoorbeelden zijn ontleend aan 'Geschiedenis van de westerse muziek' van Donald J. Grout & Clause V. Palisca.

1. Giacomo Carissimi - E' bello l'ardire: Giacomo Carissimi (1605–1674) was een van de belangrijkste Italiaanse componisten van de vroege barok en wordt beschouwd als de grondlegger van het oratorium. Hij was actief in Rome en werkte vooral voor kerkmuziek en studiemusica, maar schreef ook cantata’s en kleinere vocale werken voor privé-uitvoeringen. Carissimi stond bekend om zijn krachtige expressie, retorische muziek en subtiele harmonische uitwerking. E’ bello l’ardire is een van zijn cantata’s, een genre dat in Italië populair werd in de eerste helft van de 17e eeuw. Cantata’s waren meestal korte vocale werken met recitatieven, aria’s en eenvoudige instrumentale begeleiding, bedoeld voor intieme uitvoeringen.

2. Luigi Rossi - Se non corre una speranza: Luigi Rossi (ca. 1597–1653) was een van de belangrijkste Italiaanse componisten van de vroege barok, bekend om zijn expressieve cantates en opera’s. Hij werkte in Rome en later aan het Franse hof van kardinaal Mazarin in Parijs. Rossi stond in hoog aanzien om zijn vermogen om emotionele diepte en verfijnde melodiek te combineren — een typische vertegenwoordiger van de Romeinse cantatastijl die de Italiaanse barok zou domineren. Se non corre una speranza is een van Rossi’s kamer- of solocantates, waarin hij het menselijke gevoel van liefde, hoop en wanhoop met subtiele retorische middelen verklankt.

3. Alessandro Stradella - Crudo mar di fiamme orribile: Alessandro Stradella (1643–1682) was een van de meest kleurrijke en invloedrijke componisten van de Italiaanse late barok. Actief in Rome, Venetië en Genua, schreef hij cantates, oratoria en vroege opera’s en stond bekend om zijn vernieuwende behandeling van melodie, harmonie en expressie. Zijn leven was even dramatisch als zijn muziek — vol intriges, liefdesaffaires en politieke conflicten — maar zijn artistieke nalatenschap had grote invloed op componisten als Händel, Scarlatti en Corelli. Crudo mar di fiamme orribile is een van Stradella’s wereldlijke cantates (of solo-motetten) voor zangstem en basso continuo, en belichaamt zijn karakteristieke combinatie van emotionele intensiteit, retorische precisie en melodische schoonheid.

4. Alessandro Scarlatti - Due Cantate: Alessandro Scarlatti (1660–1725) was een sleutelfiguur van de Italiaanse hoogbarok en wordt beschouwd als de vader van de Napolitaanse school. Hij componeerde meer dan honderd opera’s, talloze oratoria en honderden cantates. In zijn wereldlijke cantates ontwikkelde hij een verfijnde, expressieve stijl die de latere da capo-aria en de klassieke sonatevorm heeft voorbereid. De bundel of selectie die vaak bekendstaat als Due Cantate verwijst niet naar een specifieke op. of cyclus, maar naar twee afzonderlijke Italiaanse solocantates, typische voorbeelden van Scarlatti’s volwassen stijl — intieme werken waarin poëzie, dramatische expressie en melodische perfectie samengaan.

5. Agostino Steffani - Duetto Lontananza Crudel: Agostino Steffani (1654–1728) was een Italiaanse componist, diplomaat en geestelijke, die een sleutelrol speelde in de ontwikkeling van de barokke vocale kamermuziek in Noord-Europa. Werkzaam aan hoven in München, Hannover en Düsseldorf, combineerde hij de Italiaanse melodische verfijning met Duitse contrapuntische diepgang. Zijn duetti da camera – kamermuzikale duetten voor twee solostemmen en basso continuo – behoren tot zijn meest verfijnde en invloedrijke werken. Ze vormden een directe inspiratiebron voor Händel, die Steffani’s duetten intensief bestudeerde en imiteerde.

6. Alessandro Stradella - Serenata a 3 'Qual prodigio': Alessandro Stradella (1639–1682) was een van de meest expressieve en vernieuwende componisten van de vroeg-Italiaanse barok. Hij werkte in Rome, Venetië en Genua, en stond bekend om zijn dramatische gevoeligheid, levendige melodiek en vernieuwende benadering van vocale ensembles. Zijn werk vormde een belangrijke schakel tussen de generatie van Carissimi en die van Scarlatti. De Serenata a 3 “Qual prodigio” behoort tot zijn wereldlijke vocale kamermuziek en is een fraai voorbeeld van het genre serenata – een voorloper van de cantate en het oratorium, waarin drama en lyriek samenkomen zonder toneelmatige uitvoering.

7. Marc-Antoine Charpentier - Cantata, 'Orphée descendant aux enfers': Marc-Antoine Charpentier (1643–1704) was een van de belangrijkste Franse componisten van de barok, werkzaam in Rome en later aan het hof en bij religieuze instellingen in Parijs. Hij combineerde Italiaanse expressie en contrapuntische kennis met de Franse elegantie en tekstgerichtheid, waardoor zijn werk zowel dramatisch als verfijnd klinkt. Charpentier componeerde religieuze werken, opera’s, oratoria en cantates, en wordt vaak geprezen om zijn psychologische nuance en vocale uitdrukking. Orphée descendant aux enfers is een wereldlijke cantate voor solostem, begeleid door basso continuo en soms instrumentale obligate partijen. Het is een typisch voorbeeld van Charpentier’s Franse cantatestijl, waarin de dramatische vertelkunst centraal staat.

8. Louis-Nicolas Clérambault - Cantata 'Leandre & Héro': Louis-Nicolas Clérambault (1676–1749) was een Franse componist en organist die wordt beschouwd als de belangrijkste meester van de Franse barokcantate. Werkzaam aan het hof van Lodewijk XIV en later bij de Parijse kerken Saint-Sulpice en Saint-Cyr, combineerde hij Franse elegantie en verfijning met Italiaanse expressieve kracht. Zijn wereldlijke cantates, waaronder Léandre et Héro, behoren tot de meest geraffineerde voorbeelden van het genre in Frankrijk.

9. Adam Krieger - Drei Deutsche Barocklieder: Adam Krieger (1634–1666) was een Duitse componist en liedmeester uit de vroege barok, die bekendstaat als een van de grondleggers van het kunstlied in de Duitse taal. Hij werkte in Leipzig en later in Dresden, waar hij als organist en componist actief was. Krieger schreef vooral wereldlijke liederen, waarin hij de emotionele directheid van de Italiaanse monodie combineerde met Duitse poëtische expressie. Zijn muziek markeert de overgang tussen het vroegbarokke continuo-lied en het latere strofische kunstlied van de 18e eeuw. De verzameling Drei Deutsche Barocklieder (drie Duitse barokliederen) verwijst naar drie van zijn bekendste liederen, representatief voor zijn stijl: intiem, melodisch en tekstgevoelig, met een sobere maar expressieve begeleiding.

10. Henry Purcell - O let me weep: Henry Purcell (1659–1695) was de belangrijkste Engelse componist van de barok, geroemd om zijn vermogen om de Engelse taal muzikaal expressief te verklanken en om zijn meesterlijke gevoel voor harmonie en dramatische emotie. Werkzaam aan het hof van koning Charles II en later bij het theater in Londen, verenigde Purcell Italiaanse melodische expressie, Franse dansvormen en een typisch Engelse lyriek tot een geheel eigen stijl. De aria “O let me weep”, ook bekend als “The Plaint”, komt uit Purcell’s semi-opera The Fairy Queen (1692), een werk gebaseerd op Shakespeare’s A Midsummer Night’s Dream. Deze aria is een van de meest ontroerende voorbeelden van Engelse barokexpressie, waarin verdriet en tederheid op verfijnde wijze worden verklankt.

11. John Blow - Tell me no more you love: John Blow (1649–1708) was een van de belangrijkste Engelse componisten van de laat-barok, actief aan het hof van Karel II en mentor van Henry Purcell. Hij was organist van Westminster Abbey en componist van zowel kerkelijke muziek (anthems, services) als wereldlijke liederen voor stem en basso continuo. Blow’s wereldlijke liederen — waaronder Tell Me No More You Love — behoren tot de meest verfijnde voorbeelden van de Engelse continuo song, waarin poëzie, emotie en muzikale eenvoud op meesterlijke wijze samenkomen.

12. Henry Purcell - Hail! Bright Cecilia: Henry Purcell (1659–1695) was de grootste Engelse componist van de barok en een sleutelfiguur in de ontwikkeling van zowel het Engelse lied als het koor- en theaterrepertoire. Zijn werk combineert de Engelse polyfone traditie met de Italiaanse en Franse barokstijl, en staat bekend om zijn expressieve melodiek, rijke harmonieën en retorische kracht. Hail! Bright Cecilia behoort tot zijn meest grootschalige en feestelijke composities. De viering van St. Cecilia’s Day was in 17e-eeuws Engeland een belangrijk muzikaal evenement. Componisten als Purcell en zijn tijdgenoot John Blow schreven speciaal voor deze gelegenheid odes waarin de kracht en spiritualiteit van muziek centraal stonden. Hail! Bright Cecilia is een grootschalig werk, bestaande uit een ouverture en dertien afwisselende recitatieven, aria’s, duetten en koordelen.

13. Henry Purcell - Come Come Ye Sons Of Art: Henry Purcell (1659–1695) was de voornaamste Engelse componist van de late 17e eeuw en de meester van de zogenaamde “Restoration music”, waarin de grandeur van het Engelse hof wordt gecombineerd met Italiaanse lyriek en Franse elegantie. Come, Come, Ye Sons of Art is een van zijn laatste en meest feestelijke werken — een schitterende ode vol vitaliteit, melodische verbeelding en muzikale verfijning. De ode bestaat uit een instrumentale ouverture gevolgd door acht vocale delen, waarin Purcell afwisselend koor, duetten, aria’s en instrumentale ritornellen gebruikt. De tekst roept kunstenaars, musici en dichters op om hun kunst te wijden aan de lof van de vorstin.

Onderstaande muziekvoorbeelden zijn ontleend aan 'Geschiedenis van de westerse muziek' van Donald J. Grout & Clause V. Palisca.

1. Maurizio Cazzati - Messa e Salmi per li Defonti: Maurizio Cazzati (1616–1678) was een invloedrijke Italiaanse componist van de vroege barok, actief in Bologna. Als kapelmeester van de San Petronio-basiliek (vanaf 1657) speelde hij een centrale rol in het ontwikkelen van de Bolognese kerkmuziekstijl, waarin helder contrapunt, ritmische vitaliteit en een expressieve maar ingetogen toon samengaan. Zijn muziek markeert de overgang tussen de vroeg-barokke concertante stijl en de meer georganiseerde, klassieke kerkmuziek van de late 17e eeuw. Cazzati componeerde Messa e Salmi per li Defonti (circa 1660–1670) in zijn periode in Bologna, waar hij verantwoordelijk was voor zowel de dagelijkse liturgische muziek als de grote ceremoniële missen. Het muziekwerk drukt een ingetogen vorm van rouw en geloof uit. In tegenstelling tot de latere theatrale requiems (zoals van Scarlatti of Caldara) ligt hier de nadruk op innerlijke devotie en rust, niet op dramatisch pathos.

2. Maurizio Cazzati - In exitu Israel: Maurizio Cazzati (1616–1678) was een vooraanstaand Italiaans componist en kapelmeester van de San Petronio-basiliek in Bologna, en een van de sleutelfiguren van de Bolognese school in de 17e eeuw. Zijn muziek markeert de overgang van de vroege barok naar de meer gestructureerde concertante kerkmuziek van de late 17e eeuw. Hij bracht helderheid, melodische elegantie en evenwicht tussen polyfone traditie en moderne expressie in de liturgische muziek van zijn tijd. In exitu Israel (rond 1660) maakt deel uit van Cazzati’s bredere streven om de psalmcompositie te moderniseren — toegankelijker en expressiever, maar met behoud van kerkelijke waardigheid. De tekst van Psalm 114 (“Toen Israël uit Egypte trok...”) verbeeldt de bevrijding van Gods volk — een thema dat in Cazzati’s toonzetting zowel spirituele triomf als nederige dankbaarheid uitdrukt. Zijn muzikale taal benadrukt niet het dramatische, maar het vrome en contemplatieve karakter van deze bevrijding.

3. Giovanni Paolo Colonna - Messa a 9 voci - Sinfonia & Kyrie I: Giovanni Paolo Colonna (1637–1695) was een Italiaanse componist, organist en kapelmeester in Bologna, waar hij decennialang verbonden was aan de Basilica di San Petronio. Hij behoorde tot de invloedrijke Bolognese school, samen met componisten als Maurizio Cazzati, Giovanni Legrenzi en later Giuseppe Torelli. Zijn muziek combineert plechtige contrapuntische traditie met de nieuwe concertante stijl van de late barok — een synthese van devotionele ernst en rijke klankpracht. Colonna’s Messa a 9 voci staat midden in de Bolognese traditie van monumentale, meerkorige kerkmuziek. In tegenstelling tot de Venetiaanse pracht van Gabrieli of Monteverdi is zijn stijl meer ingetogen en symmetrisch, maar even rijk aan klank en textuur. De mis opent met een instrumentale inleiding (Sinfonia), die dient als plechtige voorbereiding op het liturgische gebeuren. Het Kyrie I zet in na de Sinfonia en vormt de eerste vocale sectie van de mis. Colonna combineert hier de oude polyfone traditie met barokke retoriek en expressieve harmonie.

4. Giacomo Antonio Perti - Messa a 8 in Re maggiore: Giacomo Antonio Perti (1661–1756) was een invloedrijk Italiaans componist van de late barok, actief in Bologna. Als opvolger van Giovanni Paolo Colonna als kapelmeester van de San Petronio-basiliek was Perti een sleutelfiguur in de Bolognese kerkmuziektraditie, bekend om zijn combinatie van polyfone traditie, concertante stijl en expressieve devotie. Hij componeerde missen, motetten, oratoria en wereldlijke cantates, en zijn werken vormden een belangrijke schakel tussen de vroege barok en de late Italiaanse barok. De Messa a 8 in Re maggiore (ca. 1690–1700) toont Perti’s vermogen om polyfone rijkdom en instrumentale virtuositeit te combineren tot een coherente, plechtige kerkmuziek.

5. Johann Joseph Fux - Missa Corporis Christi - Gloria: Johann Joseph Fux (1660–1741) was een invloedrijke Oostenrijkse componist, kapelmeester en theoreticus. Hij werkte in Wenen, onder andere als hofkapelmeester van de Habsburgers, en wordt beschouwd als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de late barokke kerkmuziek. Fux is vooral bekend door zijn contrapuntische meesterwerken en zijn theoretische werk Gradus ad Parnassum, dat generaties componisten heeft beïnvloed. Zijn missen en motetten combineren strikte contrapuntische techniek met uitdrukking van devotie en plechtigheid. Het Gloria uit Fux’ Missa Corporis Christi (ca. 1720) is een feestelijk en contrapuntisch hoogtepunt van de vroege 18e-eeuwse Oostenrijkse kerkmuziek. Het combineert strikte polyfonie, expressieve solistische passages en rijke orkestratie tot een muziek van plechtige pracht en devotionele intensiteit, waarmee Fux zijn status als meester van de barokke mis bevestigt.

6. Antonio Caldara - Stabat Mater: Antonio Caldara (ca. 1670–1736) was een Italiaanse componist uit de late barok, werkzaam in Venetië, Rome en vooral aan het Weense hof van keizer Karel VI. Hij was een van de meest gerespecteerde componisten van zijn tijd en componeerde in vrijwel elk genre: opera’s, oratoria, cantates en een groot aantal kerkmuzieken. Caldara’s religieuze muziek staat bekend om haar diepgevoelde expressie, rijke harmonieën en het vermogen om devotie en theatrale gevoeligheid met elkaar te verenigen. Caldara’s versie van het Stabat Mater uit ca. 1725 behoort tot de intiemere, expressieve toonzettingen van de tekst, in tegenstelling tot de meer monumentale uitvoeringen van latere componisten zoals Pergolesi of Haydn.

7. Battista Pergolesi - Stabat mater: Giovanni Battista Pergolesi (1710–1736) was een Italiaanse componist van de Napolitaanse school, bekend om zijn verfijnde melodische stijl en zijn vermogen om emotie en eenvoud te combineren. Hoewel hij slechts 26 jaar oud werd, liet hij een opmerkelijk oeuvre na, waaronder het beroemde Stabat Mater, een van de meest geliefde religieuze composities uit de 18e eeuw. Stabat Mater uit 1736 is niet alleen een hoogtepunt van de Napolitaanse barokmuziek, maar ook een voorbode van de galante stijl die de klassieke periode zou inluiden.

8. Johann Adolph Hasse - Messe in g-Moll: Johann Adolph Hasse (1699–1783) was een van de meest vooraanstaande componisten van de late barok en vroege galante periode, vaak aangeduid als il caro Sassone (“de geliefde Saks”). Hij was een sleutelfiguur in de Napolitaans-Duitse stijl en werkte aan de hoven van Dresden en Wenen. Hoewel hij vooral bekend werd als operacomponist, schreef hij ook een aanzienlijk aantal kerkmuzikale werken, waaronder missen, motetten en oratoria. Zijn Messe in g-Moll behoort tot zijn meest indrukwekkende religieuze composities en toont zijn vermogen om dramatische expressie en liturgische waardigheid te verenigen. Hasse’s Messe in g-Moll (ca. 1740-1750) is een plechtige en lyrische mis waarin Italiaanse melodische schoonheid en Duitse contrapuntische diepgang samensmelten. Het werk ademt een nobele devotie en een menselijke gevoeligheid, met afwisselend grootse koordelen en intieme solistische momenten.

9. Benedetto Marcello - Requiem: Benedetto Marcello (1686–1739) was een Venetiaanse componist, dichter en theoreticus, bekend als een van de meest intellectuele figuren van de Italiaanse barok. Hoewel hij niet beroepsmatig als musicus werkte — hij was jurist en bestuurder — genoot hij in zijn tijd groot aanzien vanwege zijn stijlvolle, expressieve en sobere religieuze muziek. Zijn werk verenigt de contrapuntische discipline van de oudere Venetiaanse school met de emotionele helderheid van de opkomende galante stijl. Zijn Requiem (ca 1730) behoort tot de minder vaak uitgevoerde, maar bijzonder indrukwekkende voorbeelden van Italiaanse dodenmissen uit het begin van de 18e eeuw.

10. Johann Adolph Hasse - La Conversione de Sant'Agostino: Johann Adolph Hasse (1699–1783) was een prominente Duitse componist van Italiaanse opleiding, vooral bekend om zijn opera’s en kerkmuziek. Werkend aan de hoven van Dresden en Wenen, stond hij bekend om zijn uiterst melodische, elegante stijl, die de Italiaanse galante traditie combineerde met Duitse contrapuntische degelijkheid. Hasse werd geroemd als een van de belangrijkste componisten van opera seria, maar schreef ook indrukwekkende religieuze werken, waaronder oratoria zoals La Conversione di Sant’Agostino. Hasse’s La Conversione di Sant’Agostino (ca 1750) is een lyrisch en spiritueel oratorium waarin de innerlijke strijd, berouw en verlichting van Augustinus muzikaal worden verbeeld. Met zijn galante melodieën, subtiele harmonie en zorgvuldige combinatie van recitatieven, aria’s en koor verenigt Hasse dramatische expressie met devotionele ernst, waardoor het werk een hoogtepunt is van de late barokke religieuze muziek.

11. Michel-Richard de Lalande - Grands Motets: Michel-Richard de Lalande (1657–1726) was een van de voornaamste componisten aan het hof van Lodewijk XIV in Versailles. Hij diende als Maître de la Chapelle Royale en werd de belangrijkste vertegenwoordiger van de Franse barokke kerkmuziek. Zijn Grands Motets behoren tot de meest indrukwekkende voorbeelden van de Franse religieuze stijl — grootschalige, plechtige werken geschreven voor de koninklijke kapel, die grandeur, devotie en muzikale verfijning combineren.

12. François Couperin - Leçons de Ténèbres: François Couperin (1668–1733), bijgenaamd Le Grand, was hoforganist en clavecinist van Lodewijk XIV en een van de meest verfijnde componisten van de Franse barok. Hij stond bekend om zijn subtiele expressie, verfijnde melodiek en beheersing van zowel de Franse stijl (goût français) als de Italiaanse stijl (goût italien), die hij op meesterlijke wijze wist te combineren in zijn religieuze en wereldlijke werken. Zijn Leçons de Ténèbres vormen een van de hoogtepunten van de Franse sacrale vocale muziek uit het begin van de 18e eeuw.

13. Pelham Humfrey - Hear, O Heav'ns: Pelham Humfrey (1647–1674) was een Engelse componist, zanger en organist, en een van de belangrijkste figuren van de Restauratieperiode na de Engelse burgeroorlog. Als leerling van Henry Cooke in de Chapel Royal en later leermeester van Henry Purcell, speelde Humfrey een sleutelrol in de heropleving van de Anglicaanse kerkmuziek na de puriteinse onderdrukking van muzikale activiteiten onder Cromwell. Na een studiereis in Frankrijk (waar hij mogelijk Lully en de Franse hofstijl leerde kennen) bracht hij vernieuwende elementen van de Franse en Italiaanse barokstijl in de Engelse kerkmuziek. Zijn anthem Hear, O Heav’ns is een prachtig voorbeeld van zijn verfijnde en expressieve stijl.

14. Henry Purcell - My heart is inditing

15. Henry Purcell - Thou Knowest Lord The Secrets Of Our Hearts

16. Johann Crüger/Paul Gerhardt - Ich singe dir mit Herz und Mund

17. Matthias Weckmann - Wenn der Herr die Gefangenen zu Zion

18. Franz Tunder - Wachet auf! ruft uns die Stimme

19. Dietrich Buxtehude - Wachet auf, ruft uns die Stimme

20. Johann Pachelbel - Magnificat

21. Johann Kuhnau - Gott sei mir gnädig

22. Friedrich Wilhelm Zachow - Herr, wenn ich nur dich habe

23. Christoph Graupner - Merk auf, mein Herz

24. Johann Mattheson - Meine Seele erhebet den Herren

25. Georg Philipp Telemann - Seele, lerne dich erkennen

26. Johann Theile - Matthaus Passion