menu

Nieuwsbrief Muzikale Verhalen (2) 

september 2019  

Welkom

In dit tweede nummer - zoals in de vorige nieuwsbrief aangekondigd - een vervolg op de muziekcultuur van het oude Griekenland. Van wat-daar-over-bekend-is zou gemakkelijk een boek van 1.000 pagina's geschreven kunnen worden. Teveel dus voor deze nieuwsbrief... Ik beperk me daarom tot enkele verhelderende gezichtpunten.

Elke maand wordt een componist centraal gesteld. Nu is de keuze gevallen op de Nederlandse componist en muziekresencent Willem Pijper (1894–1947).

Tot slot aandacht voor vijf composities die ik recent voor harp heb geschreven.

Er zijn nu 201 abonnees! Veel lees- en luisterplezier allemaal!

Imke Jelle van Dam

Info bekostiging maandelijkse nieuwsbrief

Mocht u iemand kennen die mogelijk ook interesse heeft in deze nieuwsbrief, stel ik het op prijs als u deze met begeleidend schrijven doorstuurt. Men kan zich dan zelf kosteloos abonneren (info).


Concertagenda

In de concertagenda van Antrovista zijn zo'n twintig activiteiten opgenomen.

Volledige concertagenda


Griekenland, bakermat van de westerse muziek

Bij een beschouwing over de Westerse muziekgeschiedenis, ontkomt men er niet aan de Griekse Oudheid als startpunt te nemen. Het begint al met het woord ‘muziek’, dat is afgeleid van ‘muze’ (in de Griekse mythologie): godin van de kunst, dochter van Zeus. Muziek - letterlijk kunst der muzen - speelde in Griekenland in een periode van circa acht eeuwen tot het begin van de Christelijke jaartelling de belangrijkste rol in de cultuur, in het onderwijs, in de opvoeding en in de geneeskunst. Plato en Aristoteles waren het erover eens dat de 'goede' soort mens gevormd kon worden door een systeem van openbaar onderwijs waarin lichamelijke oefening en muziek de twee belangrijkste elementen waren, de eerste voor de discipline van het lichaam en de tweede voor de discipline van de geest. Voorts was muziek een onlosmakelijk onderdeel van religieuze ceremonies zowel in de cultus van Apollo met de Lyra (lier) als muziekinstrument, als in de cultus van Dionysos met de Aulos (een schril blaasinstrument met vaak twee pijpen).

Muziektheorie stond op een hoog peil. Vele boeken zijn er destijds over geschreven. De basis werd gevormd door het tetracord, een reeks van drie intervallen die samen een natuurreine kwart vormen. Een octaaf ervoer men opgebouwd uit twee tetrachorden met daartussen een hele toonafstand. De verdeling van de toonafstanden binnen een tetracord (kwart) kon op vele manieren geschieden, zelfs met microtonen, dat wil zeggen circa de helft van een halve toonafstand; intervallen die het huidige westerse oor nauwelijks kan verdragen. Op YouTube is een reconstructie van fragmenten van Orestes van Euripides (van 408 jaar voor Christus) met microtonen te beluisteren.

Er zijn ongeveer veertig Griekse muziekstukken of fragmenten daarvan teruggevonden zijn uit meer dan zeven eeuwen, de meeste afkomstig uit relatief late periodes. Opmerkelijk is dat de muziek in de laatste eeuwen voor de Christelijke jaartelling als tegenreactie op de complexiteit van de eeuwen daarvoor een stuk eenvoudiger is geworden, zowel in de muziektheorie als in de praktijk van het musiceren.

In 1906 en in de jaren twintig spreekt Rudolf Steiner een paar keer uitvoerig over muziek. Ook de Griekse Oudheid passeert daarbij diverse malen de revue. Met nadruk vertelt hij dat in die periode de kwint en de kwart als interval centraal stonden. De terts kende men niet. Om een indruk van zijn uitspraken te krijgen volgen een tweetal citaten. De eerste over hoe de toenmalige mens uitdrukking zou hebben kunnen geven aan het beleven van de kwint: "De engel in mij begint een musicus te worden; de muze spreekt in mij.” Een tweede: “Terwijl hij bij de beleving van de kwint zichzelf moet vergeten om onder goden te zijn, hoeft hij bij de beleving van de kwart zichzelf niet te vergeten om zich onder goden te voelen. Bij de beleving van de kwart beweegt hij zich in zekere zin als mens in de goddelijke wereld. Hij staat precies op de grens van zijn menselijkheid, heeft die nog, maar bekijkt haar in zekere zin van de andere kant."

In De muziek in het licht der Anthroposophie van Henri Zagwijn uit 1925 schrijft hij (tekst sterk ingekort): "In het Grieksch-Romeinsche tijdperk treft men in de muziek het éénstemmige klankverschijnsel aan en leeft deze zich uit in het melodische principe. De muzikale klank had een zoodanige magische werking, dat passief in den mensch gedachten werden gewekt, passief gedachten hem toestroomden op de vleugelen der muziek. Hieruit wordt het verklaarbaar, dat op de Grieksche gymnasia de muziek gelijktijdig onderwezen werd met philosophie en mathesis [wiskunde]. Magisch werkte bij de oude Grieken de klank eenerzijds op philosofie, anderzijds op mathesis in. En een verheven gedachte kan het worden, wanneer het vermoeden begint te ontstaan, dat de Grieksche muziek heeft bijgedragen aan de eene zijde tot de wording van de mathematische wetenschap van Pythagoras, aan de andere zijde tot de grootsche philosophische stelsels van Plato."

Willem Pijper en Jan van Gilse

De reden dat ik voor Willem Pijper (1894–1947) heb gekozen is dat de muziek van zijn Eerste Symfonie uit 1917 (in 1918 voor het eerst uitgevoerd door het Concertgebouworkest) mij onmiddelijk aansprak.

Wikipedia vertelt hierover: Als componist werd Pijper eerst beïnvloed door de Duitse laat-romantiek en in het bijzonder Gustav Mahler, zoals blijkt uit zijn eerste symfonie.

Wikipedia vervolgt: Al snel wendde hij zich tot het Franse impressionisme van Claude Debussy en Maurice Ravel. Na 1920 streefde hij naar een "absolutistische" muziek, die vrij moest zijn van literaire verwijzingen. Zijn leidsmannen werden toen vooral Darius Milhaud, Igor Stravinsky en Béla Bartók. In zijn werken gebruikte hij polytonaliteit en polyritmiek. Als compositiemethode hanteerde hij de door hemzelf bedachte 'kiemceltechniek', waarbij allerlei motieven zich afzetten tegen een klankcentrum dat grotendeels onveranderlijk blijft.

In de afgelopen weken heb ik ook alle overige muziekwerken van Willem Pijper die op YouTube te vinden zijn beluisterd. Behoudens een enkel werk zoals de derde symfonie zijn de composities alles behalve toegankelijk.

In de periode na de Eerste Wereldoorlog raakte Willem Pijper als muziekrecensent verwikkeld in een heftig conflict met de dirigent van het Utrechts Stedelijk Orkest (USO), Jan van Gilse, op wiens dirigeerstijl hij veel aan te merken had. In 1921 kon Van Gilse de kritiek niet meer aan. Hij weigerde zijn taak nog langer uit te oefenen in Pijpers aanwezigheid en vertrok in 1922 uit Utrecht.

In 2011 publiceerde Arthur van Dijk 'Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)' waarin op basis van documenten de hele zaak uit de doeken wordt gedaan. Het boek is op internet te raadplegen (info).

Harpmuziek

Voor de harp heb ik korte stukken van elk circa 3 minuten geschreven:

  1. Muiderslot is oorspronkelijk een stukje voor piano (circa 1975), dat ik nu speciaal voor harp uitgewerkt hebt. Je waant je echt in een middeleeuws kasteel.
  2. Prinses Harp ontstond door een thema geschreven door Ephraïm van IJzerlooij van achter naar voren te spelen. Heeft m.i. ook een Middeleeuwse sfeer.
  3. De clown die wil leren dansen is een romantische humoreske geworden. De driekwartsmaat wordt soms per maat afgewisseld met een vierkwartsmaat, alsof de clown die het nog moet leren met zijn passen niet uitkomt en noodgedwongen af en toe een tel meer nodig heeft.
  4. Idylle is ook een romantisch stuk maar dan sprookjesachtig.
  5. Fratres im Spiegel. De titel is een knipoog naar Arvo Pärt. De akkoorden doen denken aan Fratres en de opbouw lijkt op Spiegel im Spiegel. Het is een toverachtig etherisch en astraal muziekwerkje.

Van alle stukken wordt een voorbeeld van de eerste pagina getoond en is circa een minuut van de compositie te beluisteren.