menu

Aanvullende informatie Hedendaagse muziek 

Stravinski  

1. Igor Stravinski - De Vuurvogel (1910): Een Russische nationalistische traditie kenmerkt het ballet 'De vuurvogel'. De orkestratie is te herleiden naar Stravinski's leraar Rimski-Korsakov.

2. Igor Stravinski - Petroesjka (1911): In Petroesjka, dat rijk is aan Russische volksliederen, worden lijnen uitgezet die in later werk meer expliciet wordt.

3. Igor Stravinski - Le Sacre du printemps (1913): De Sacre is wellicht de beroemdste compositie van de vroege twintigste eeuw. De Parijse première veroorzaakte een enorm schandaal, maar uiteindelijk zou het grote publiek dit werk (samen met De vuurvogel en Petroesjka) verkiezen boven Stravinski's latere composities.

4. Igor Stravinski - L'Histoire du soldat (1918): Als gevolg van de beperkingen die de oorlog hem oplegde en zijn eigen behoefte aan nieuwe wegen, tekende zich in de jaren 1913-1923 bij Stravinski een stijlverandering af. In deze periode schreef hij kamermuziek, korte pianostukken en liederen; de balletten L'Histoire du soldat (1918), Les Noces (1917-1923) en Pulcinella (1919-1920); en het Octet voor blazers (1922-1923). Ragtime en Piano Rag Music waren eerste voorbeelden van Stravinski's belangstelling voor jazz, die ook blijkt uit de instrumentatie en de ritmiek van L'Histoire. Pulcinella is de opmaat voor Stravinski's neo-classicistische periode (ook goed te beluisteren in het Octet).

5. Igor Stravinski - Les Noces (1917-1923): Zie 5.

6. Igor Stravinski - Pulcinella (1919-1920): Zie 5.

7. Igor Stravinski - Octet voor blazers (1922-1923): Zie 5.

8. Igor Stravinski - Concert voor piano en blazers (1924): Na het Octet verschenen een Concert voor piano en blazers (1924), een Pianosonate (1924) en de Serenade voor piano in A-majeur, met veelvuldige tussentijdse rusten (1925). Vanaf het Octet tot de opera The Rake's Progress uit 1951 krijgt Stravinski's stijl meestal het etiket neoclassicistisch opgeplakt, dus een teruggrijpen op klassieke uitgangspunten. Daarbij horen karakteristieken als soberheid, een overwegend contrapuntische textuur en zowel diatonische als chromatische harmonieën.

9. Igor Stravinski - Pianosonate (1924): Zie 8.

10. Igor Stravinski - Serenade voor piano in A-majeur (1925): Zie 8.

11. Igor Stravinski - Oedipus rex (1927): Stravinski voegde twee grote werken toe aan de koorliteratuur: het opera-oratorium Oedipus rex (1927) voor solisten, verteller, mannenkoor en orkest en de Psalmensymfonie (1930) voor gemengd koor en orkest, op Latijnse teksten uit de Vulgaat. De Psalmensymfonie is een van de grote werken van de twintigste eeuw, een meesterwerk van verbeeldingskracht, muzikale architectuur en religieuze toewijding.

12. Igor Stravinski - Psalmensymfonie (1930): Zie 11.

13. Igor Stravinski - Apolion musagète (1928): Geheel in de lijn van Stravinski's grote belangstelling voor klassieke thema's liggen het ballet Apolion musagète (1928) voor strijkorkest, en het ballet-melodrama Perséphone (1934) voor orkest en declamator, tenor, gemengd koor en kinderkoor. De kamermuziek omvat een Duo concertant voor viool en piano (1932), een Concert voor twee piano's (1935), het Dumbarton Oaks Concerto in Es-majeur (1938) en het Bazelse concert in D-majeur (1946). Het Capriccio voor piano en orkest (1929) en het Vioolconcert (1931) vragen om omvangrijker orkestbezettingen. De Symfonie in C-majeur (1940) is een toonbeeld van neoklassieke helderheid en compacte vorm. Gedrevener en dissonanter is de Symfonie in drie delen uit 1945, die in sommige opzichten herinnert aan de Sacre. Het tweede deel is een van de meest bewust classicistische werken uit deze periode.

14. Igor Stravinski - Perséphone (1934): Zie 13.

15. Igor Stravinski - Duo concertant voor viool en piano (1932): Zie 13.

16. Igor Stravinski - Concert voor twee piano's (1935): Zie 13.

17. Igor Stravinski - Dumbarton Oaks Concerto in Es-majeur (1938): Zie 13.

18. Igor Stravinski - Bazelse concert in D-majeur (1946): Zie 13.

19. Igor Stravinski - Capriccio voor piano en orkest (1929): Zie 13.

20. Igor Stravinski - Vioolconcert (1931): Zie 13.

21. Igor Stravinski - Symfonie in C-majeur (1940): Zie 13.

22. Igor Stravinski - Symfonie in drie delen (1945): Zie 13.

23. Igor Stravinski - The Rake's Progress: In The Rake's Progress volgt Stravinski (in overeenstemming met de tijd waarin het verhaal speelt) de achttiende-eeuwse conventie van recitatieven, aria's en ensembles. RakeweIls zangpartij zit vol Mozartiaanse dubbelslagen en voorhoudingen en wordt begeleid in gebroken akkoorden die naar het bitonale neigen.

24. Igor Stravinski - Mis voor gemengd koor en blaasinstrumenten (1948): Een sobere 'neo-gotische' stijl spreekt uit de toonzetting van de Mis voor gemengd koor en blaasinstrumenten uit 1948. De Mis is daarmee een overgangswerk tussen de Psalmensymfonie en het Canticum sacrum.

25. Igor Stravinski - Canticum sacrum: In zijn Canticum sacrum voor tenor en bariton, koor en orkest paste Stravinski heel geleidelijk en voorzichtig, maar zeer doeltreffend, technieken van de school van Schönberg en Webern aan zijn eigen intenties aan. Hetzelfde deed hij in andere composities uit de jaren vijftig, zoals het Septet (1953), het lied In memoriam Dylan Thomas (1954), het ballet Agon (1954-1957) en Threni voor stemmen en orkest, op teksten van de Klaagliederen van Jeremia, uit 1958. In Movements (1959) en de Variations voor orkest (1964) zou hij nog uitgebreider gebruik maken van deze technieken.

26. Igor Stravinski - Septet (1953): Zie 25.

27. Igor Stravinski - In memoriam Dylan Thomas (1954): Zie 25.

28. Igor Stravinski - Agon (1954-1957): Zie 25.

29. Igor Stravinski - Threni voor stemmen en orkest: Zie 25.

30. Igor Stravinski - Movements (1959): Zie 25.

31. Igor Stravinski - Variations voor orkest (1964): Zie 25.