Componisten geboren tussen 1700 en 1799 

Franz Schubert was een Oostenrijks componist. Hij had in zijn jeugdjaren les van Salieri. Nadat hij in 1814 zijn eerste lied Gretchen am Spinnrade had geschreven, ontwikkelde zijn compositorische vermogen zich in 1815, het vruchtbaarste jaar van zijn leven met vier opera's, twee symfonieën, 144 liederen - waaronder 'Erlkönig' en 'Heidenröslein' -, twee Missen, een strijkkwartet en twee pianosonates. Het lukte hem jarenlang niet werk te vinden en grote armoede viel hem ten deel. Hij componeerde dagelijks van 's morgens zes tot 's middags een uur, zonder een pauze in te lassen. 's Avonds trof hij zijn vrienden in het café in Wenen. Zijn vriend Ignaz Sonnleithner zorgde ervoor dat zijn muziek gedrukt werd, waardoor er wat geld binnenkwam. Uit deze tijd stamt zijn 'Rosamunde'-muziek en de liederencyclus Die schöne Müllerin. Uit de liederencyclus Winterreise, die rond 1824 geschreven is, spreekt doodsverlangen. De armoede die Schubert moest verduren werd steeds ondraaglijker. In maart 1828 gaf Schubert een concert waar alleen werken van hem werden gespeeld. Het succes was groot. Van de opbrengst betaalde Schubert zijn schulden af en kocht een piano nadat hij zo'n instrument jarenlang had moeten huren. Een half jaar later stierf hij aan tyfus.