menu

Aanvullende informatie Hedendaagse muziek 

Anton Webern  

1. Anton Webern - Symfonie, opus 21: Opvallend is Weberns voorkeur voor spiegelvormen, die ook in de symmetrisch gestructureerde reeksen van de meeste werken na zijn Symfonie tot uiting komt. In zijn rijpe stijl ontplooit iedere compositie zich in imitatief contrapunt (dat vaak een strikte canonvorm heeft). Hij past omkeringen en ritmische verschuivingen toe, maar vermijdt sequensen en (zoveel mogelijk) herhalingen. Grote septiemen en kleine nonen maken vaak deel uit van de melodie van ieder basismotief, zodat tonaliteit is uitgesloten. De texturen zijn teruggebracht tot het meest essentiële en de ritmische patronen zijn complex en vaak gebaseerd op antimetrische figuren (twee tegen drie). De dynamiek overschrijdt, met al haar fijne nuances, vrijwel nooit het niveau van een forte. Het meest opmerkelijk is echter Weberns instrumentatie. Melodische lijnen worden verdeeld over verschillende instrumenten, zoals bij de middeleeuwse hoketustechniek. Daardoor klinken zelden meer dan vier of vijf, maar vaker nog hooguit een of twee tonen in hetzelfde timbre. Het resultaat is een zeer gedifferentieerde en toch transparante textuur van pointillistische klankflitsen in een hecht, contrapuntisch kleurenweefsel, zoals in het begin van Symponie, opus 21. Een complete analyse zou aantonen dat het hele stuk zeer strak is georganiseerd, en dat hele secties spiegelingen van andere secties zijn. Bovendien blijkt dan dat het hele eerste deel bestaat uit een expositie, doorwerking en herhaling.

2. Anton Webern - Ricercare Das musikalische Opfer van Bach: Webern paste deze techniek ook toe in bewerkingen van muziek van anderen. Een goed voorbeeld daarvan is zijn instrumentatie van het ricercare uit Bachs Das musikalische Opfer. Zijn hele ceuvre is vol van speciale effecten als pizzicato, flageoletten, tremolo en con sordino.

3. Anton Webern - Kwartet, opus 22: Zijn uitzonderlijke gevoel voor kleur en helderheid bracht hem tot ongebruikelijke combinaties van instrumenten, zoals in het Kwartet opus 22 voor viool, klarinet, tenorsaxofoon en piano, of de Drie liederen opus 18 voor sopraan, Es-klarinet en gitaar.

4. Anton Webern - Drie liederen, opus 18: Zie 3.

5. Anton Webern - Sechs Bagatellen voor strijkkwartet, opus 9: Het kan niet anders dan dat een geconcentreerde stijl als die van Webern leidt tot bondige composities. Ze zijn niet allemaal even kort als de Sechs Bagatellen voor strijkkwartet opus 9, of de Fünf Orchesterstücke opus 10 (beide uit 1913), waarvan de delen respectievelijk gemiddeld zesendertig en negenenveertig seconden duren (nummer 5 van opus 10 zelfs niet meer dan negentien).

6. Anton Webern - Fünf Orchesterstücke, opus 10: Zie 5.

7. Anton Webern - Drie liederen, opus 17: Net als Schönberg doorliep Webern in zijn ontwikkeling de diverse stadia van laat-romantische chromatiek, vrije atonaliteit en ordening door middel van toonreeksen. Dat laatste stadium begint met de Drie liederen van opus 17 (1924).

8. Anton Webern - Strijkkwartet, opus 28: Enkele uitzonderingen daargelaten schreef Webern altijd voor kamerensembles, waarbij de instrumentale en vocale werken in aantal ongeveer met elkaar in evenwicht zijn. De belangrijkste instrumentale werken zijn de Symfonie opus 21 (zie 1.), het Strijkkwartet opus 28, het Concert voor negen instrumenten opus 24 (1934) en de Pianovariaties opus 27.

9. Anton Webern - Concert voor negen instrumenten, opus 24: Zie 8.

10. Anton Webern - Pianovariaties, opus 27: Zie 8.

11. Anton Webern - Das Augenlicht: Webern componeerde een groot aantal liedbundels (sommige met piano-begeleiding, andere met uiteenlopende ensembles) en enkele koorwerken. Van die laatste categorie verdienen Das Augenlicht (1935) en twee cantates voor solisten, koor en orkest (uit 1939 en 1943) bijzondere vermelding. De stijl van deze cantates is wat meer ontspannen en ook expressiever dan die van Weberns eerdere werken, hetzelfde geldt voor de Variaties voor orkest opus 30 (1940). Hierin maakt hij niet alleen gebruik van de seriële techniek maar ook van homofone en contrapuntische texturen.

12. Anton Webern - Kantaten: Zie 11.

13. Anton Webern - Variaties voor orkest, opus 30: Zie 11.