menu

Aanvullende informatie Hedendaagse muziek 

Franse componisten  

1. Honegger - Pacific 231: Honeggers 'symfoniedeel' Pacific 231, waarin hij niet zozeer het geluid, alswel de visuele en fysieke impressie van een locomotief op volle toeren in muziek trachtte te vangen, werd in 1923 enthousiast ontvangen als een sensationeel, modern stuk programmamuziek.

2. Honegger - Symfoniën: Zijn belangrijkste orkestwerken zijn echter de vijf symfonieën die hij tussen 193I en 1951 schreef.

3. Honegger - oratorium Le Roi David: Honegger werd wereldberoemd door de orkestbewerking uit 1923 van zijn oratorium Le Roi David, dat twee jaar eerder in de oorspronkelijke theaterversie was uitgevoerd. Het werk luidt de opkomst in van een nieuw genre in het tweede kwart van de twintigste eeuw, een versmelting van oratorium en opera.

4. Honegger - Jeanne d'Arc op de brandstapel: Grootschaliger is het complexe werk Jeanne d'Arc au bûcher (1938). In de muziek gaan gregoriaanse gezangen, danswijsjes, moderne en middeleeuwse volksmuziek samen met Honeggers dissonante en kleurrijke idioom.

Er bestaat een scherp contrast tussen de opgewekte satire van balletten als Le Boeuf sur le toit (De os op het dak, 1919) en Le Train bleu (De blauwe trein, 1924) en de kosmische ernst van het opera-oratorium Chris¬tophe Colomb (1928; op een tekst van Paul Claudel) of de religieuze overga¬ve van de muziek voor de joodse Service sacré (1947). Milhaud was een kun¬stenaar met een klassiek temperament. Hij hing geen theorieën en systemen aan maar stelde zich open voor uiteenlopende inspiratie bronnen, die hij spon¬taan in muzikale termen vertaalde: bij voorbeeld de Braziliaanse volksmelo¬dieën en ritmen die hij gebruikte voor de Saudades do Brasil (Herinneringen aan Brazilië, 1920-1921), dansen voor orkest die hij later bewerkte voor piano. Saxofoons, de syncopen van de ragtime en de tertsen van de blues von¬den hun weg naar het ballet La Création du monde (De schepping, 1924). Milhauds muziek heeft in de eerste plaats een lyrisch karakter, een mengeling van naïviteit en inventiviteit. De vorm is helder en logisch, de luisteraar hoort objectieve mededelingen, geen persoonlijke ontboezemingen.

Kenmerkend voor Milhaud en veel van zijn tijdgenoten (zoals de Nederlander Willem Pijper, 1894 - 1927), is polytonaliteit: muziek geschreven in twee of meer toonsoorten tegelijk, zoals in voorbeeld 20.7a, waar de muziek zich op twee tonale niveaus afspeelt, zowel melodisch als harmonisch. Ter iIIus-

tratie nemen we ook nog twee passages uit het langzame deel van het Twaalf¬de strijkkwartet (1945) onder de loep. De in secunden en tertsen geharmoni¬seerde openingsmotieven van dit deel, afgezet tegen een dominantpedaal in A¬majeur, vormen het thema van de coda: twee polytonale maten (A-G-D-B,) gevolgd door een diatonische passage in A-majeur met een Lydische kwart en een slotcadens met een kortstondige Querstand van de grote en de kleine terts.

In zijn opera's komen alle aspecten van Milhauds stijl aan bod. Naast de muziek die hij tussen 1913 en 1924 componeerde voor Paul Claudels verta¬lingen van drie tragedies van Aeschylos, schreef hij onder meer Les Malheurs d'Orphée (Orpheus' tegenspoed, 1924); Le Pauvre matelot (De arme zeeman, 1926) op een libretto van Jean Cocteau; drie opéras minutes, parodieën van tien minuten op klassieke mythen (1927); de wat meer conventioneel vorm¬gegeven Maximilien (1930), Médée (1938) en Bolivar (1943)• De bijbelse ope¬ra David, die hij in opdracht schreef voor de drieduizendste verjaardag van Jeruzalem als hoofdstad van Davids koninkrijk, werd in 1954 in een con¬certversie uitgevoerd in Jeruzalem. Alle opera's die Milhaud schreef zijn op¬gebouwd uit duidelijk van elkaar onderscheiden scènes met aria's en koren. De nadruk ligt op de zangstemmen en niet zozeer op het orkest.

Zijn komische opera Les Mamelles de Tiresias (De borsten van Tiresias, 1940) is daar een goed voorbeeld van. Lang niet al zijn werken waren echter frivool. Zijn Concert champêtre (Pastoraal concert) voor klave¬cimbel of piano en klein orkest uit 1928 ademt het classicisme van Rameau en Scarlatti. Poulenc schreef onder andere een Mis in G-majeur voor a cap¬pella-koor (1937), een aantal moterten en andere koorwerken, en heeft een naam als liedcomponist. Zijn serieuze opera in drie akten Dialogues des Car¬melites (1956) is een zeer geslaagde toonzetting van een buitengewoon goed libretto van Georges Bernanos.