Nieuwsbrief Muzikale Verhalen (73)
Augustus 2025
Beste lezer,
Ivar Römer vroeg mij of ik belangstelling had voor elf boeken uit de componistenreeks, met biografieën van Schubert, Mahler, Stravinsky, Bruckner, Brahms, Beethoven, Mozart, Wagner, Bartók, Bach en Debussy. Ik zei volmondig 'ja'. Na ontvangst van het pakket heb ik hem bedankt. Hij beantwoordde mijn bericht met de volgende woorden:
"Fijn dat de boeken een nieuw thuis hebben gevonden. Dit waren lievelingscomponisten van me en de boeken hebben hun werking op me gehad, maar ik kom gewoon niet meer tot lezen, behalve werken van Steiner en aanverwant. Leuk dat je er aandacht aan wilt besteden in je nieuwsbrief! Ben benieuwd welke componist je kiest!"
Ik heb intuïtief gekozen voor Stravinsky. Wellicht zal ik in komende nieuwsbrieven uit de andere tien boeken putten.
Ik wens je veel lees- en luisterplezier.!
Imke Jelle van Dam
Inhoudsoverzicht
Info bekostiging maandelijkse nieuwsbrief
Mocht u iemand kennen die mogelijk ook interesse heeft in deze nieuwsbrief, dan wordt het op prijs gesteld als u deze met begeleidend schrijven doorstuurt. Men kan zich dan zelf kosteloos abonneren (info).
Igor Stravinsky (1882 – 1971)
Igor Stravinsky was een van de belangrijkste componisten van de 20e eeuw. In 1902 maakte hij kennis met de componist Nikolaj Rimski-Korsakov, die zijn leraar werd. Vanaf 1909 kreeg Stravinsky opdrachten van Serge Diaghilev, leider van de Parijse balletgroep Ballets Russes. Met expressionistische werken, waaronder De vuurvogel en Le sacre du printemps, brak Stravinsky definitief door. De première van dit laatste ballet veroorzaakte een ware rel in Parijs. Voor de samenwerking met Diaghilev verbleef Stravinsky vaak in Parijs, waar hij kennis maakte met onder meer Claude Debussy, Maurice Ravel en Erik Satie. Ook ontmoette hij in die tijd Schönberg, Berg en Webern. In 1920 ging bij Ballets Russes de eenakter Pulcinella in première. Dit werk was het begin van Stravinsky’s neoclassicistische periode (1920-51): een terugkeer naar de vorm en samenklank van de Klassieke periode met een moderne inslag. Tijdens het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog emigreerde Stravinsky naar Amerika. In 1951 schreef Stravinsky zijn laatste grote neoclassicistische werk, de opera The rake’s progress. Hierna begon Stravinsky, onder invloed van zijn vriend Robert Craft, te experimenteren met serialisme. Daarbij verdiepte hij zich intensief met het werk van Webern. Met Agon (1954-57) schreef Stravinsky een werk met een volledige twaalftoonsreeks.
Muziekvoorbeelden
naar boven
Componistenreeks over Stravinsky
Op de achterflap lezen we: "Stravinsky is één van de belangrijkste vernieuwers uit de geschiedenis van de muziek en zijn invloed op
achtereenvolgende generaties componisten is bijzonder groot. Toch is zijn werk niet onomstreden; zo hebben veel tijdgenoten zich erover verbaasd dat de meester, die in zijn jonge jaren wereldschokkende werken als Le sacre du printemps en Les noces componeerde, zich in de volgende decennia meer en meer tot de traditie leek te wenden.
In dit boek wordt aan de hand van uitspraken van Stravinsky zelf en op basis van een scherpzinnige analyse van zijn oeuvre en zijn theorieën aangetoond dat er in zijn werken -ondanks verschillen in stijl- wel degelijk één lijn zit en dat de creatieve impulsen en esthetische uitgangspunten die ten grondslag liggen aan zijn revolutionaire jeugdwerken ook in zijn latere, ogenschijnlijk meer bezadigde, werken zijn terug te vinden.
Een complete oeuvrecatalogus, een uitvoerige bibliografie, een chronologisch overzicht van Stravinsky in zijn tijd en een per-sonenregister maken dit boek tot een betrouwbaar en up-to-date naslagwerk.
Een fragment
Met glans kan het late werk van Stravinsky - ontstaan tussen zijn zeventigste en vijfentachtigste levensjaar - de vergelijking met zijn neoclassicistische oeuvre uit de periode hiervoor doorstaan. 'Ik weet dat delen van Agon driemaal zoveel muziek bevatten, in eenzelfde tijdsbestek, als sommige andere stukken van mij. De noodzaak om intensiever te luisteren impliceert natuurlijk ook een andere tijdsbeleving.' Met andere woorden, een uiterste aan concentratie en verdichting leidt tot uitdijing van de 'bewust beleefde tijd' - de Variations leveren het overtuigende bewijs hiervoor.
Daarnaast vertoont het late werk van Stravinsky ook een aantal parellellen met dat van Liszt uit de laatste twintigjaar van diens leven, parallellen die te vinden zijn in de religieuze oriëntaties en de obsessie voor rouw en dood, het dikwijls moeilijk toegankelijke karakter van het werk, het eigenzinnige speuren naar nieuwe wegen en het ontbreken van sentimentaliteit. De werken waarin Stravinsky - vanuit een diep religieuze overtuiging - zijn obsessie voor rouw en dood verklankt, zijn de meest indrukwekkende en tegelijk ook de meest originele die hij (afgezien van de Variations) in deze laatste jaren geschreven heeft. Dat geldt voor In memoriam Dylan Thomas, het slotstuk van A Sermon, a Narrative and a Prayer (W100), de Introïtus (W107), de Requiem cantides (W108) en wellicht nog het allermeest voor de duistere Threni, met hun wrange rouwklacht en hun weerbarstige ruige klank, hun gecompliceerde structuur, die een echo lijkt van het verre verleden, maar toch volkomen uniek en eigentijds is.
A Sermon, a Narrative and a Prayer
naar boven
De Rel rond Le Sacre du Printemps
Een Kantelpunt in de Muziekgeschiedenis
Op 29 mei 1913 vond in Parijs de première plaats van Le Sacre du Printemps van Igor Stravinsky, uitgevoerd door Sergei Diaghilevs prestigieuze Ballets Russes. Deze avond groeide uit tot een van de beruchtste momenten in de geschiedenis van de westerse muziek en dans. Wat bedoeld was als een revolutionair kunstwerk mondde uit in een rel in de zaal.
In het vroege twintigste-eeuwse Parijs hing een sfeer van artistieke experimentatie en culturele opwinding. Avant-garde kunstenaars als Picasso, Matisse en Debussy waren actief, en vernieuwende stromingen als het kubisme en het fauvisme braken door. Diaghilevs Ballets Russes, opgericht in 1909, had al naam gemaakt met spectaculaire producties als Schéhérazade en L’Oiseau de feu (De Vuurvogel). Stravinsky, een jonge Russische componist, was in opkomst. Zijn samenwerking met Diaghilev leidde tot een reeks baanbrekende werken.
Stravinsky’s Le Sacre du Printemps werd geschreven in 1912-1913 en is geïnspireerd op een heidens lentefeest, waarbij een stam een jong meisje offert om de goden gunstig te stemmen voor een vruchtbare lente. Het werk bestaat uit twee delen: L’Adoration de la Terre (Aanbidding van de Aarde) en Le Sacrifice (Het Offer). De muziek is ongeëvenaard in ritmische complexiteit, dissonantie en onvoorspelbaarheid. In combinatie met Vaslav Nijinsky’s choreografie – hoekig, aardgebonden, met ongebruikelijke bewegingen en groepsformaties – brak het volledig met de klassieke tradities van ballet en harmonie.
De première op 29 mei 1913 werd bijgewoond door een mengelmoes van Parijse elite, kunstenaars, critici en nieuwsgierigen. Al vanaf de eerste maten ontstond onrust in de zaal. Stravinsky opent het werk met een hobo in extreem hoge ligging, wat voor velen ongewoon klonk. Toen de dansers begonnen – met knieën gebogen, voeten naar binnen en abrupte, repetitieve bewegingen – barstte het los.
Volgens ooggetuigen begonnen mensen te lachen, te fluiten en te schreeuwen. Sommigen probeerden het werk te verdedigen, wat leidde tot ruzies en zelfs vechtpartijen. Er zijn verhalen dat men met wandelstokken op elkaar insloeg. De rel was zo luidruchtig dat de dansers de muziek niet meer konden horen. Dirigent Pierre Monteux dirigeerde echter onverstoorbaar door tot het einde.
Stravinsky was furieus en verliet de zaal tijdens de voorstelling. Later zou hij zeggen dat hij vooral woedend was op het publiek, maar ook op Nijinsky's choreografie die volgens hem een negatieve invloed had op de ontvangst. Nijinsky stond in de coulissen en schreeuwde ritmes naar de dansers om hen te helpen in de pas te blijven. Diaghilev zou expres het licht hebben laten aan- en uitknippen om de menigte te kalmeren, en was volgens sommige bronnen juist blij met de ophef: "Het was precies wat ik wilde!"
Na de rel kreeg het werk al snel een mythische status. Een concertante uitvoering een jaar later werd met meer begrip ontvangen. In de decennia die volgden groeide Le Sacre du Printemps uit tot een van de invloedrijkste werken van de twintigste eeuw, geprezen om zijn revolutionaire benadering van ritme, harmonie en structuur. Vandaag de dag wordt het beschouwd als een mijlpaal in de overgang van de romantiek naar het modernisme in de muziek.
Naschrift: Er is geen opname van het concert op 29 mei 1913. De technologie om live‑concerten vast te leggen was toen nog niet ontwikkeld. De eerste officiële orkestreconstructie verscheen in 1929, geleid door Pierre Monteux, de dirigent van de oorspronkelijke uitvoering; dit was de eerste grammofoonplaat met Stravinsky’s Le Sacre du Printemps.
Stravinsky, Igor - Sacre Du Printemps 1929
naar boven
Igor Stravinsky interview with Robert Craft
Live interview met Igor Stravinsky, opgenomen in 1957, toen hij ongeveer 75 jaar oud was. In deze uitzending spreekt Stravinsky onder andere over zijn muzikale ontwikkeling, zijn visie op compositie en zijn carrière. De interviewer is Robert Craft, zijn protégé. Stravinsky vertelt over zijn jeugd, zijn eerste pianospelen in Rusland en vroege muzieklessen. Hij spreekt met Craft over controverses rond werken als The Rite of Spring en legt uit waarom hij telkens nieuwe muzikale problemen op zo’n eigen manier benadert.
(Link: https://youtu.be/JPH2Im-7nwo?feature=shared)
naar boven
Robert Craft (1923-2015)
Robert was een Amerikaans dirigent, muziekwetenschapper en schrijver. In 1948 ontmoette hij de componist Igor Stravinsky, met wie hij tot aan diens dood in 1971 bevriend zou blijven en innig zou samenwerken. Het resulteerde in tal van muziekopnames en boeken. Zo gaf hij onder andere Stravinsky's correspondentie uit.
Craft was ook degene die Stravinsky introduceerde tot de twaalftoonstechniek, waarin hij in zijn laatste fase dan nog verschillende meesterwerken schreef. De wereldpremières werden veelal door Craft gegeven: Vom Himmel hoch, Agon, The Flood, Abraham and Isaac, Variations, Introitus, en de Requiem Canticles.
naar boven
Gids voor orkestmuziek (46): Mozart (6)
Symfonie no. 40 in g (K.V. 550) (1788)
Allegro molto - Andante - Allegretto - Allegro assai
'De zwaarmoedige zuster van de zonnige Es-dur symfonie' wordt de hartstochtelijke der Mozart-symfonieën genoemd. De laatste aanduiding is van de Mozart-biograaf Otto Jahn. Het is merkwaardig dat tijdgenoten en directe opvolgers weinig begrepen van de tragiek welke sprak uit de g-moll symfonie: 'schauerlich', 'diese Griechisch schwebende Grazie', 'schwungvoll Tonstück mit schwärmerischen Behagen' - tekenend voor de romantiek welke ongevoelig was voor deze schrijnende weemoed. De sfeer van de muziek werd mede bepaald door de instrumentatie: geen pauken en trompetten, en in de originele notatie vervingen de hobo's de klarinetten. Mozart heeft daar later enige veranderingen in aangebracht.
Ook het hoofdthema van het eerste deel (zonder inleiding plaatst het de toehoorders als het ware midden in de situatie) geeft een duidelijke aanwijzing. Dit thema is een meesterstuk van architectuur en het edelste voorbeeld van de zgn. 'Mannheimer Seufzer', een toonfiguur van een dalende secunde (en hier tot een melodische reeks opgebouwd), een zucht gelijk. Dit motief is een der melodietypen, toonformules, of thematische formules die bepaalde affecten, aandoeningen teweeg brachten. Dit motief nu van drie tonen dat die sfeer van stille weemoed schept, is een der voorposten van de romantiek. Het tweede thema is een duidelijk te volgen, specimen van een componeertechniek welke wordt aangeduid als 'durchbrochene Arbeit': de melodie wordt niet door één instrument of instrumentengroep in zijn geheel voorgedragen, maar verdeeld (in dit geval) over violen en houtblazers. - Het andante is vriendelijker, levendiger en energieker, maar de grondstemming blijft mediterend. Het menuet heeft ondanks de sierlijke dansvorm, door de schrijnende dissonanten en syncopen, toch een verdrietig karakter. Het trio (met de technisch-gevreesde hoornpassage) is overigens een kalm en evenwichtig stuk. - De finale jaagt in één roes fel en hartstochtelijk zonder rust of respijt voort. Het thema van dit deel is eveneens een toonfiguur uit de Mannheimer school.enamelijk een 'Rackete', welke veelvuldig in Mozarts muziek voorkomt, o.a. in het laatste deel van zijn Pianoconcert in d-moll. Beethoven maakt er ook gebruik van in het eerste deel van zijn eerste pianosonate en in het scherzo van de Vijfde symfonie.
Symfonie no. 40 in g (K.V. 550)
naar boven