menu

Aanvullende informatie Romantiek 

Opera en muziekdrama in Italië  

1. Gioacchino Rossini - Tancredi: De belangrijkste vroeg-negentiende-eeuwse componist Gioacchino Rossini, had een uitgesproken melodisch talent en een fijn gevoel voor theater, wat hem snelle successen opleverde. Tussen zijn acht­tiende en dertigste schreef hij tweeëndertig opera's en twee oratoria, twaalf cantates, twee symfonieën en een aantal andere instrumentale werken. Tot zijn beste serieuze opera's behoren Tancredi (Venetië, 1813), Otello (Napels, 1816) en La donna dellago (Napels, 1819). Het romantische libretto van de laatste (gebaseerd op The Lady of the Lake van Walter Scott) viel destijds overigens niet in de smaak bij het publiek.

2. Rossini - Otello: Zie 1.

3. Rossini - La donna dellago: Zie 1.

4. Rossini - La scala di seta: De komische opera lag Rossini goed en veel van zijn werken in dit gen­re hebben nog steeds niet aan vitaliteit ingeboet, zoals bij voorbeeld La scala di seta (De zijden ladder, Venetië 1812), L'italiana in Algeri (Een Italiaanse in Algiers, Venetië 1813), La Cenerentola (Assepoester, Rome 1817) en La gazza ladra (De diefachtige ekster, Milaan 1817). Zijn meesterwerk, Il bar­biere di Siviglia (De barbier van Sevilla, Rome 1816), is een zeer goed voor­beeld van de Italiaanse komische opera en staat op gelijke hoogte met Mo­zarts Figaro en Verdi's Falstaff.

5. Rossini - L'italiana in Algeri: Zie 4.

6. Rossini - La Cenerentola: Zie 4.

7. Rossini - Il bar­biere di Siviglia: Zie 4.

8. Rossini - Una voce poco fa: In Rossini's stijl gaat een onuitputtelijke stroom van melodieën gepaard met markante ritmen, een duidelijke frasering en een goed geproportioneerde en soms onconventionele muzikale periodenbouw, een sobere textuur en een heldere orkestratie waarin de diverse instrumenten goed tot hun recht komen. Het harmonische schema is niet complex maar vaak wel origineel; evenals veel andere vroeg-negentiende-eeuwse componisten plaatste Rossini de toonsoort van de mediant graag vlak naast de tonica. De combinatie van mooie melo­dieën, esprit en komische karaktertekening weerklinkt in de terecht beroemd geworden cavatine 'Una voce poco fa' (Onlangs een stem) uit Il barbiere di Siviglia. Deze aria zingt Rosina in de vijfde scène uit de eerste akte, wanneer zij terugdenkt aan de keer dat graaf Almaviva haar een serenade bracht en zich daarbij voordeed als de arme romantische Lindoro. Het Andante waar­in ze besluit om hem voor zich te winnen ontleent enkele stijlkenmerken aan het orkestraal begeleide recitatief, met zijn grote melodische sprongen, de par­lando herhaalde tonen en de klaterende toonladderfiguraties in de zangpartij boven de harmonische accenten in de begeleiding. Als Ro­sina vertelt hoe ze zich wil ontdoen van haar oude voogd, dr Bartoio, die met haar wil trouwen, lijken de violen haar met sierfiguren te bespotten.

9. Rossini - La calunnia: De voor de komische opera zo karakteristieke ensemblescènes zijn bij Ros­sini geestig en smaakvol. Een even eenvoudig als effectief stijlmiddel, zowel in de ensembles als elders, is het crescendo: de spanning wordt opgevoerd door het herhalen van een frase, steeds luider en hoger (bij voorbeeld in de aria 'La calunnia' uit Il barbiere). Rossini was geen revolutionair, maar moedigde be­paalde vernieuwingen wel aan. De overmaat aan geïm­proviseerde versieringen probeerde hij tegen te gaan door de coloratuurpas­sages en de cadensen uit te schrijven.

10. Rossini - Semira­mide: Na de betrekkelijke mislukking in 1823 van zijn serieuze opera Semira­mide, in Venetië, aanvaardde Rossini een uitnodiging om naar Londen te komen. Daarna vestigde hij zich in 1824 in Parijs, waar hij nieuwe versies van twee vroege werken publiceerde (die hij aan de Franse smaak aanpaste door een belangrijker plaats in te ruimen voor koor en orkest). Ook componeerde hij daar een opéra comique, Le Comte Ory (1828) en de grand opéra Guil­laume Tell (1829). In de laatste veertig jaar van zijn leven schreef hij alleen nog maar geestelijke muziek, liederen en 'albums' met pianostukken.

11. Rossini - Le Comte Ory: Zie 10.

12. Rossini - Guil­laume Tell: Zie 10.

13. Gaetano Donizetti - Lucrezia Borgia: Een van de meest produktieve Italiaanse com­ponisten van het tweede kwart van de negentiende eeuw was Mayrs leerling Gaetano Donizetti (1797-1848). Hij schreef ruim zeventig opera's, ongeveer honderd liederen, een aantal symfonieën, oratoria, cantates, kamermuziek en kerkmuziek. De serieuze opera's Lucrezia Borgia (1833), Lucia di Lammer­moor (1835) en Linda di Chamounix (Wenen, 1842), de opéra comique La fille du régiment (Het meisje van het regiment, Parijs 1840) en de opera buf­fe L'elisir d'amore (Het liefdeselixer, 1832) en Don Pasquale (1843) kregen een vaste plaats op het repertoire. Donizetti had iets van het theaterinstinct van Rossini, en van diens gevoel voor melodie. Met Don Pasquale schiep hij een werk dat de vergelijking met Il barbiere di Siviglia uitstekend kan door­staan. Over het algemeen hebben zijn komische opera's de tand des tijds be­ter doorstaan dan zijn serieuze. Het ruwe, primitieve en impulsieve karakter van zijn muziek is bijzonder goed geschikt voor de verbeelding van grove, me­lodramatische situaties. Zijn werken (meestal snel en met het oog op een snel succes gecomponeerd) worden echter al te vaak ontsierd door een monotonie in harmonie, ritmiek en orkestratie. Op grote delen van Lucia en Linda, en sommige scènes van andere opera's is deze kritiek echter niet van toepassing. Donizetti was de onmiddellijke voorganger van Verdi; beiden speelden vaar­dig in op de smaak en voorkeur van het Italiaanse publiek en hun werk is diep geworteld in de populaire traditie.

14. Donizetti - Lucia di Lammer­moor: Zie 13.

15. Donizetti - Linda di Chamounix: Zie 13.

16. Donizetti - La fille du régiment: Zie 13.

17. Donizetti - L'elisir d'amore: Zie 13.

18. Donizetti - Don Pasquale: Zie 13.

19. Donizetti - Linda di Chamounix: Zie 13.

20. Vincenzo Bellini - La son­nambula: Vergeleken met zijn tijdgeno­ten was Bellini een aristocraat. Van zijn tien (serieuze) opera's zijn La son­nambula (De slaapwandelaarster, 1831), Norma (1831) en I puritani e i ca­valieri (Parijs, 1835) de belangrijkste werken. Zijn stijl getuigt van een buitengewoon lyrisch raffinement, met smaakvolle harmonieën en lange, in­tens expressieve melodieën, die worden gekenmerkt door flexibele vormen, elegante curven en een ietwat weemoedig karakter dat associaties oproept met de nocturnes van Chopin. Een voorbeeld daarvan is de cavatina Casta Diva uit Norma.

21. Bellini - Norma: Zie 20.

22. Bellini - I puritani e i ca­valieri: Zie 20.

23. Bellini - Casta Diva: Zie 20.

Een ander genre dat Donizetti en Bellini beiden beoefenden, vertoonde sporen van beïnvloeding door de romantiek in het algemeen en de Franse ope­ra in het bijzonder. In de opera semiseria werd een serieus verhaal omgeven door een romantisch landschap en romantische sentimenten, zoals in de Fran­se lyrische opera. Voorbeelden zijn Linda di Chamounix van Donizetti en La sonnambula van Bellini. De onderwerpen voor deze opera's ontleende men vooral aan romantische literaire bronnen, en niet meer aan de klassieken, zo­als in de achttiende-eeuwse opera seria het geval was.