menu

Nieuwsbrief Muzikale Verhalen (30) 

Januari 2022  

Welkom

Er ligt een periode achter ons waarin naast andere sectoren de muziekwereld keihard getroffen is door allerlei maatregelen waar niemand blij van wordt. Toch wil ik - tegen beter weten in - de beste wensen uitspreken voor het nieuwe jaar.

Meestal loopt het zo. Na het maken van een nieuwsbrief heb ik vaak geen idee wat het thema van de volgende zal zijn. En dan komt er in de loop van de tijd toevallig iets op mijn pad. Zo kreeg ik in de laatste week van december wat uitgescheurde bladzijden uit oude Jonassen in de handen gedrukt, waaronder een artikel over Alfred Schnittke uit 1991. Heel boeiend. Pas na het gelezen te hebben kwam ik op het idee deze Russische componist hier centraal te stellen.

Ik wens u veel lees- en luisterplezier!

Imke Jelle van Dam


Inhoudsoverzicht


Info bekostiging maandelijkse nieuwsbrief

Mocht u iemand kennen die mogelijk ook interesse heeft in deze nieuwsbrief, dan wordt het op prijs gesteld als u deze met begeleidend schrijven doorstuurt. Men kan zich dan zelf kosteloos abonneren (info).


Concertagenda

Antrovista actualiseert (bijna) dagelijks de concertagenda.

Overzicht concerten en muziekcursussen

naar boven

Alfred Schnittke (1934 – 1998)

Alfred Schnittke was een Sovjet-Duitse componist en pianist. Zijn componeerstijl was aanvankelijk avant-gardistische seriële muziek >. Maar dit bevredigde hem niet. Als reactie ontwikkelde hij in de vroege jaren zeventig een nieuwe stijl, die door hemzelf polystylisme werd genoemd. Deze stijl, die beïnvloed was door het werk Charles Ives, Luciano Beri, maar ook Gustav Mahler, wordt gekenmerkt door het combineren van verschillende stijlen uit verschillende muzikale tijdvakken. Hoewel de sovjetoverheid in de jaren zestig en zeventig minder streng was jegens kunstenaars dan onder Stalin, werden "westerse" werken dikwijls gedwarsboomd, en in de praktijk was Schnittke gedwongen met het schrijven van filmmuziek in zijn levensonderhoud te voorzien.

naar boven

Alfred Schnittke / Componeren als innerlijke strijd tegen een uiterlijke klankwereld (1)

Auteur: Willem Bruls* (tekst ontleend aan een Jonas uit 1991)

De aanhef dertig jaar geleden luidde: "Alfred Schnittke (1934) is een van de belangrijkste moderne componisten. In zijn werken vervlecht hij verschillende muzikale vormen en stijlen tot een 'multidimensionele muziek' die wars is van iedere wetmatigheid."

"In 1976 zag de Duitse componist Karl-Ernst Ortwein de Russische speelfilm Hoe tsaar Peter zijn moor uithuwelijkte - een film die was gebaseerd op een verhaal van Poesjkin. Wat Ortwein meteen opviel, was de goed gecomponeerde filmmuziek. Er werd gevarieerd op oriëntaliserende muziekmodellen zoals die in de achttiende- en negentiende-eeuwse opera's werden toegepast. De muziek was van Alfred Schnittke en Ortwein bracht de onbekende Russische componist meteen in contact met een Duitse uitgever. Hiermee lukte het Schnittke, wiens muziek weliswaar een enkele keer in het buitenland (Warschau, Zagreb) was gespeeld, zijn isolement te doorbreken.

Zeventien jaar lang (1962-1978) was hij afhankelijk geweest van filmmuziek >; hij voorzag in totaal zestig films van muziek. Net als zijn collega en voorbeeld Dmitri Sjostakovitsj moest bij lange tijd op deze manier in zijn levensonderhoud voorzien om de eenvoudige reden dat het ministerie van Cultuur zijn muziek niet aankocht, ondanks zijn lidmaatschap van de componistenbond. De filmmuziek had een blijvende invloed op zijn werk. Vooral het montagekarakter ervan keert steeds in zijn werken terug. Voor Schnittke zaten er twee kanten aan het schrijven van filmmuziek: "Het heeft mij zeer geholpen en tegelijkertijd erg geschaad. Het voordeel is dat je bijna voortdurend met orkesten in contact staat en veel dingen kunt uitproberen, maar daar tegenover staat dat je alles nogal oppervlakkig moet doen."

Niet alleen de weigering van de Russische overheid om zijn werk aan te kopen en uit te voeren veroorzaakte tot voor kort zijn isolement. Tot 1985 - het tijdperk vóór Gorbatsjov dus - mocht hij nauwelijks naar het Westen reizen. Toen in 1984 ter gelegenheid van Schnittkes vijftigste verjaardag in Wenen een concert met zijn werken werd georganiseerd, kreeg de componist geen toestemming om dat bij te wonen. Gelukkig werd hij op verschillende manieren gesteund. Dat gebeurde in eerste instantie door de westerse belangstelling voor en propaganda van zijn werken, onder andere door de van oorsprong Russische dirigent/cellist Mstislav Rostropovitsj en violist Gidon Kremer. Maar ook belangrijke en gezaghebbende musici uit de Sovjetunie zelf, zoals dirigent Gennadi Rostdestvensky, zorgden ervoor dat zijn werken onder de aandacht van de luisteraars werden gebracht. Op dit moment is Schnittke een van de belangrijkste componisten. Met zijn geheel eigen stijl van componeren neemt hij een bijzondere positie in onder zijn collega's."

(zie voor vervolg in het volgende kader)

*) Willem Bruls (1963) schrijft al dertig jaar over opera en muziektheater en is als dramaturg betrokken geweest bij diverse operavoorstellingen in binnen en buitenland. Eerder verschenen van hem de boeken Godenschemering en Ontvoering, verleiding en bevrijding. Bij Atlas Contact kwam in 2009 zijn bundel Mijn opera uit.

naar boven

Alfred Schnittke / Componeren als innerlijke strijd tegen een uiterlijke klankwereld (2)

"Alfred Schnittke werd op 24 november 1934 in Engels aan de Wolga in het Saratovgebied geboren. Zijn Duitse naam heeft hij van zijn vader, een in Frankfurt am Main geboren jood die in 1926 met zijn van oorsprong Russische ouders naar Rusland verhuisde. Daar trouwde de vader een Russische van Duitse afkomst. Schnittke: "Ik ben een mengelmoesje. Ik ben half jood, half Duitser, bovendien hingen mijn Duitse voorouders het katholieke geloof aan." Deze katholieke achtergrond resulteerde onder andere in de toonzetting van een bekende tekst van Franciscus van Assisi: Der Sonnengesang des Franz van Assisi (1976).

Van jongs af sprak hij Wolgaduits. In 1946 verhuisde hij met zijn ouders naar Wenen, waar hij, met enkele correcties, 'echt' Duits leerde spreken. In Wenen kreeg hij ook de eerste pianolessen en meteen probeerde hij 'hoogpathetisch' te componeren. Na de terugkeer in 1948 in de Sovjetunie werd de studie voortgezet door middel van cursussen en privélessen. Van 1953 tot 1958 studeerde Schnittke aan het Moskouse conservatorium en vanaf 1960 gaf hij aldaar les in instrumentatie. Ook begint hij dan met het maken van filmmuziek.

Wanneer hij eenmaal in het Westen is ontdekt, volgen de ontwikkelingen elkaar snel op. Zijn Requiem > veroorzaakt een definitieve doorbraak. Dit stuk voor solisten, koor en instrumenten (waaronder orgel, piano, basgitaar en elektrische gitaar! draagt als ondertitel Aus der Bühnenmusik zu dem Drama 'Don Carlos' van Schiller. Het is een van de voorbeelden waarin de componist probeert een werk in een bepaald genre voor een geheel andere soort muziek geschikt te maken. Naast 'toneelmuziek' schreef hij met zijn Requiem ook een 'sacraal' orkestwerk. Deze dubbelheid kan wederom in verband worden gebracht met zijn werk voor de film: hij schreef weliswaar gebruiksmuziek, maar hij leverde tegelijkertijd partituren van een hoog niveau.

Bij bijna alle belangrijke contemporaine muziek-festivals staan werken van Schnittke momenteel op het programma. Ook in Nederland wordt zijn muziek regelmatig uitgevoerd. Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan in 1988 verleende het Concertgebouworkest een compositieopdracht aan Schnittke. Het resultaat was een Concerto grosso nr 4/Symfonie nr 5 >, wederom een dubbele titel. In 1992 brengt de Nederlandse Opera de wereldpremière van een nieuwe opera van zijn hand. Dit stuk, een opdrachtwerk van de Eduard van Beinumstichting, is gebaseerd op een novelle van de hedendaagse Russische auteur Victor Jerovejev en heeft als titel Life with an idiot. In de orkestbak staat niemand minder dan Mstislav Rostropovitsj.

In Life with an idiot > doet de hoofdpersoon op velerlei wijze verslag van zijn 'leven met een idioot', met wie hij en zijn echtgenote - bij wijze van straf - gedwongen worden hun krappe appartement te delen. Door de steeds veranderende onderlinge verhoudingen wisselen komische en tragische gebeurtenissen elkaar af. De idioot zaait verdeeldheid en schaart zich beurtelings bij het ene en het andere kamp. Aan het einde rijst de vraag wie nu werkelijk de idioot is; een vraag die al vaker in de Russische literatuur is gesteld.

(zie voor vervolg in het volgende kader)

Naschrift. De première van de opera 'Life wlth an Idiot' vond op 13 april 1992 in het Muziektheater in Amsterdam plaats.

naar boven

Alfred Schnittke / Componeren als innerlijke strijd tegen een uiterlijke klankwereld (3)

In 1985 werd Schnittke de eerste keer door een beroerte getroffen. Velen hadden de hoop op een volledig herstel van de componist opgegeven. Afgezien van enkele lichamelijke gebreken herstelde hij echter wonderwel van deze ziekte en hij was binnen de kortste keren weer in staat om te componeren. Onlangs, in juli dit jaar [1991], kreeg hij opnieuw een beroerte waarbij hij in coma raakte. Iedereen had hem opgegeven; mocht hij ooit uit zijn coma geraken, dan zou hij hoogstwaarschijnlijk niet meer kunnen werken. Maar ook deze keer herstelde Schnittke tegen alle - ook medische - verwachting in. Zijn vrienden, die hem na zijn ziekte hebben bezocht en die een wrak hadden verwacht, troffen een helder denkende en sprekende componist aan. Hij woont op dit moment afwisselend in Hamburg en Moskou.

Schnittke is vooral een componist van symfonische en kamerorkestwerken, soms met stemmen of solisten. Zij vormen het grootste gedeelte van zijn oeuvre. Hij schreef onder meer vijf symfonieën [tot 1991], verscheidene viool-, altviool-, piano- en celloconcerten, opera's en balletmuzieken. Maar ook stukken als Moz-art à la Haydn > (Spiel über Musik für zwei Violinen, zwei kleine Streichorchester, Kontrabass und Dirigenten), Polyphoner Tango >, (K)ein Sommernachtstraum (nicht nach Shakespeare) > en een Quasi una sonata >. Wat vooral bij deze laatste titels opvalt, is het quasi lichtzinnige karakter van zijn werk, dat tegelijkertijd iets prijsgeeft van zijn positie ten opzichte van de belangrijke stromingen in de avantgarde muziek.

Na een korte tijd te hebben gewerkt in de seriële school is Schnittke een geheel eigen weg gegaan. Deze strenge leer, die was ontstaan uit de twaalftoonstechniek van Arnold Schönberg en Anton Webern en die zeker tot in de jaren tachtig toonaangevend was, zei hij al gauw vaarwel en ontwikkelde een eigen stijl. Schnittke: “Mijn muzikale ontwikkeling verliep, zoals die van menig vriend en collega, via pianoconcert-romantiek, neoclassicistische schoolwijsheid, eclectische synthese-pogingen naar de onvermijdelijke, manmoedige probeersels der seriële zelfverloochening. Bij dit station aangekomen, besloot ik uit de reeds overvolle trein te stappen. Sindsdien probeer ik te voet verder te gaan.” De behoefte om uit deze trein te stappen kwam vooral door het gemak waarmee zijn seriële composities tot stand kwamen. Door enkel en alleen vast te houden aan één basisprincipe - de twaalftoonstechniek - kan men met veel technisch inzicht en het nodige hersenwerk tot een compositie komen. De morele inspanning ontbreekt echter. Schnittke: "Men hoeft geen keuzes meer te maken, alles wordt vanzelf beslist op het moment dat de 'wet' van een stuk is gevonden. Men componeert in een toestand van 'willekeur-fanatisme', en men voelt niet meer de weerstand van het muzikale materiaal, die moet worden overwonnen. Dat werkt verontrustend. Men probeert deze weerstand door gecompliceerde regels kunstmatig op te wekken, daarmee wordt echter het aandeel van het geweten in een bepaald werk alleen maar minder." Schnittke wil daarentegen zijn muziek een rijker associatief gehalte geven. Hij schuwt niet gevoelens, literaire en visuele modellen muzikaal uit te drukken in een zeer beeldende stijl. Daarbij vertelt hij niet simpelweg een verhaal, maar werkt hij met een duidelijk thema, een emotie bijvoorbeeld. Zijn techniek hiervoor is de polystilistiek, letterlijk het gebruik maken van vele muziekstijlen.

Hiermee bedoelt Schnittke geenszins het bijeen rapen van allerlei muzikale flarden; zijn muziek is niet eclectisch in de negatieve zin van het woord. Hij kiest zijn muzikale middelen zeer bewust uit om enerzijds de verschillen te slechten en anderzijds de grote klankrijkdom te tonen. De moderne componist kan namelijk als geen ander beschikken over een veelheid aan muzikale betekenissen. Voor Alfred Schnittke kan daarom elke muziek op dit moment hedendaagse muziek zijn. Hierdoor tonen zijn werken een vervlechting van uiteenlopende vormen en stijlen. Van belang is echter niet alleen het contrast en de discontinuïteit, maar evenzeer de organische doordringing en de verbinding. Polystilistiek is een compositietechniek waarin hij door stijladepties, stijlcombinaties en stijlverwerkingen tot een eigen muzikale taal komt. Hij maakt hierbij gebruik van Russisch-orthodoxe en katholieke kerkmuziek, middeleeuwse, renaissance- en barok-elementen, de 'klassieken', de romantiek, de jazz en gebruiks- en dansmuziek (waaronder tango). Hij citeert deze muziek niet, maar - in zijn eigen woorden - hij 'vervalst' ze, hij suggereert een valse wereld, verwijzend naar het valse pathos in een brute en kapotte wereld.

Hierbij ziet hij zich in een duidelijke traditie staan: Gustav Mahler paste rond de eeuwwisseling al een overeenkomende 'methode' van verschillende stijlen toe, met inbegrip van de banale mars- en walsmuziek. In Amerika ontstaan iets later de symfonieën van Charles Ives, waar het werk van Schnittke vaak mee wordt vergeleken. Een van de belangrijkste 'soortgenoten' is ongetwijfeld Dmitri Sjostakovitsi, die in verschillende opzichten Schnittkes grote voorbeeld was, zowel persoonlijk als muzikaal.

(zie voor vervolg in het volgende kader)

naar boven

Alfred Schnittke / Componeren als innerlijke strijd tegen een uiterlijke klankwereld (4)

"Voor Schnittke is de polystilistiek een mogelijkheid om zich los te maken uit het keurslijf van de hedendaagse muziekstijlen. Hij spreekt zelf van een streven naar meer-dimensionale muziek, waarbij de rijkdom van alle muziek kan worden gebruikt: "Daarom moest men uit het klooster van de avantgarde vluchten, om zichzelf trouw te blijven. Buiten was het leven, en dat omvatte alles, ook de traditie."

Wordt de polystilistiek niet opnieuw een keurslijf voor de componist? Schnittke: "Polystilistiek heeft alleen zin als het de periferie van een individualiteit is. Wanneer het geen periferie is, maar een centrale verschijningsvorm, dan is het eclecticisme. Wanneer het echter een voortdurende innerlijke strijd is tussen mij en de uiterlijke klankwereld, dan is het een thema."

De muziek van Alfred Schnittke wisselt van pathos, opperste vrolijkheid, via ironie naar een plotselinge verbrokkeling. Ze heeft een desolaat, zo men wil Russisch, karakter en ze veroorzaakt altijd een bepaalde onrust bij de luisteraar. De dubbelheid in stemmen en stemmingen is voor de componist eveneens terug te vinden in de relativiteit en dubbelheid van het werkelijke leven. De waarheid heeft bijna altijd twee kanten, en de mens zit ermee opgescheept dat hij beide kanten kan zien, en een keuze moet maken. Zijn muziek balanceert op de rand van een catastrofe: "En niet alleen omdat er atoombommen zijn of er zeer kritieke, catastrofale situaties bestaan. Veel belangrijker is dat men dat op dit moment zo ervaart. Men heeft nu dat gevoel. Wanneer men 'waar' wil zijn, dan kan men een bevestiging van de catastrofale totaalsituatie niet vermijden. Natuurlijk heeft men ook hoop op een beter lot. Het apocalyptische bewustzijn bestaat namelijk al tweeduizend jaar. Ook hier merk je de relativiteit van de tijd."

naar boven

Gids voor orkestmuziek (3)

De derde compositie die de Gids voor orkestmuziek behandelt is Concerto grosso no. 11 in d op. 3 'L'Estro armonico' van Antonio Vivaldi (1680 - 1743). Hij schrijft: "Een concerto grosso is een meerdelig werk voor een groep solo-instrumenten met begeleiding van orkest. Het woord concert stamt van het Italiaanse concertare (= wedijveren). Dit laatste is in het concerto grosso goed merkbaar. Enige solo-instrumenten, samen vormend het 'concertino', concerteren met het orkest, dat in de 18e eeuw als 'tuti' werd aangeduid. Oorspronkelijk voor strijkorkest, werden later aan het concerto grosso blaasinstrumenten toegevoegd. In een verder stadium werd de concertinogroep geleidelijk kleiner, totdat er tenslotte één solo-instrument overbleef. Ondermeer langs deze weg ontstond het soloconcert, zoals men het algemeen kent.

De priester-componist Antonio Vivaldi, in Venetië geboren en gestorven, is de eerste grootmeester van het vioolconcert. Hij trok uit de ensembles lange vioolsoli die met virtuoze figuraties en buiten de thema's om zelfstandig tegen het orkest opspeelden. Veel van zijn werken zijn door Bach gebruikt en gearrangeerd tot concerten voor klavecimbel of orgel. Vivaldi componeerde vele concerti grossi (ook met blaasinstrumenten). Voor de tijd van ontstaan zijn het zwierige werken en heden nog staan we vol bewondering voor de instrumentale vreugde om de klank welke met een bewuste en gekunde uitbeeldingskracht is verbonden. De concerti grossi van Vivaldi zijn gewoonlijk driedelig, zij hebben de vorm van de zogenoemde Italiaanse ouverture, dat is: één langzaam deel tussen twee vlugge."

Antonio Vivaldi: Concerto grosso no. 11 in d op. 3 'L'Estro armonico'

naar boven

Memory + (bewerking voor piano solo)

In 2009 componeerde ik een stukje voor marimba, dat enkele maanden later door de Texaanse concertpianist Tony Tobin op de piano werd gespeeld. Het had nog geen naam. Toen ik vertelde dat het om een herinnering ging, stelde hij de naam Memory voor. Omdat ik ook een versie had met een melodielijn eraan toegevoegd noemde hij die Memory +. Deze is al talloze malen uitgevoerd door cello en piano. Sinds vandaag ook gecomprimeerd in een versie voor piano solo. Leuk om te spelen! Wie durft de uitdaging aan? De kosten voor een PDF van 2 bladzijden zijn slechts € 1,00.

naar boven