menu

Aanvullende informatie Renaissance 

Inhoudsopgave


De Engelse muziek en haar invloed op de muziek van de 15e eeuw

1. Hymn to St Magnus (twaalfde eeuw): Het oudst bekende voorbeeld van parallelle tertsen is de twaalfde-eeuwse Hymn to St Magnus, opgedragen aan de beschermheilige van de Orkney-eilanden.

2. Alle Psallite Cum Luya (dertiende eeuw): In Engeland werden in de dertiende eeuw ook driestemmige motetten gecomponeerd, en deze muziek drong op haar beurt door tot het vasteland van Europa, zo bevat de Montpellier Codex het (waarschijnlijk) Engelse motet Alle psallite-Alleluia.

3. Sumer Is Icumen In (~ 1250): Sumer is icumen in is een canon. Men vindt er veel in terug dat typisch is voor de Engelse middeleeuwse muziek. (Wikipedia)

4. Leonel Power (1370/1385-1445) – Gloria: Leonel Power is de meest gerepresenteerde componist in de Old-Hall manuscript, die 147 composities bevat die tussen 1370 en 1420 zijn vervaardigd.

5. Leonel Power - Anima mea liquefacta est: Zie notitie 4.

6. John Dunstable - Quam pulchra es: De antifoon Quam pulchra es is niet alleen tekenend voor de stijl van John Dunstable. maar ook voor een aantal belangrijke historische ontwikkelingen.

7. Dunstable - Veni Sancte Spiritus/Veni Creator Spiritus: Het beroemdste motet van Dunstable is een vierstemmige zetting waarin de hymne Veni Creator Spiritus wordt gecombineerd met de sequentia Veni Sancte Spiritus. Dit werk is niet alleen een goed voorbeeld van isoritmiek, maar met zijn typisch Engelse volle samenklank ook een zeer indrukwekkende compositie.

8. John Dunstable - Sancta Maria, non est tibi similis: Dunstable is met zijn Engelse School de belangrijke schakel tussen de Ars Nova en de Nederlandse School. Dit motet heeft een geheel vrije melodievorming gebaseerd op drieklanken. Ook de steeds vaster omlijnde cadensering dient opgemerkt te worden.

9. John Dunstable - O rosa bella: Slechts enkele wereldlijke liederen worden aan Dunstable toegeschreven, waaronder O rosa belle en Puisque m'amour, liederen die met hun expressieve, lyrische melodieën en duidelijke harmonische profiel fraaie voorbeelden zijn van de Engelse muziek uit die tijd.

10. John Dunstable - Puisque m'amour: Zie notitie 9.

11. Salve, sancta parens (carol): Een ander Engels genre dat in de vijftiende eeuw tot bloei kwam, was de carol.

naar boven


De Bourgondische school

1. Guillaume Dufay - Magnificat: De muziek van Dufay en zijn tijdgenoten is bewaard gebleven in een groot aantal manuscripten, meestal van Italiaanse oorsprong. Zettingen van de mis en het Magnificat, van motetten en wereldlijke chansons met Franse teksten waren de belangrijkste compositietypes van de Bourgondische tijd.

2. Guillaume Dufay - Adieu ces bons vins de Lannoys (~ 1426): In de vijftiende eeuw was chanson de de algemene aanduiding voor elke polyfone zetting van een wereldlijk Franstalig gedicht.

3. Guillaume Dufay - Nuper rosarum flores (1436): Vierstemmig motet gecomponeerd ter ere van de inwijdingsplechtigheid van de Santa Maria der Fiore in Florence, waar paus Eugenius IV zelf de mis opdroeg.

4. Guillaume Dufay - Missa Ave regina caelorum: Volgens Wikipedia meest belangrijkste werk van Guillaume Dufay.

5. Guillaume Dufay - Ave Maris Stella: Ave Maris Stella (Gegroet, ster van de zee), hymne voor drie stemmen, geschreven omstreeks 1440.

6. Guillaume Dufay - L'homme armé: De populaire eenstemmige (wereldlijke) L'homme armé-melodie is talloze malen gebruikt als cantus firmus voor een mis; vrijwel iedere componist tussen 1450 en 1600, van Dufay en Ockeghem tot Palestrina, heeft op zijn minst één mis op deze melodie gebaseerd.

7. Guillaume Dufay - J'atendray tant qu'il vous playra: Driestemmige rondeau, een versvorm met de structuur A1B1A2A1A3B2A1B1. Het rondeau was populair bij componisten als Dufay; het A- en het B-gedeelte hadden ieder hun eigen muziek. [Wikipedia]

8. Guillaume Dufay - J'ai mis mon cuer: Chanson in een instrumentale versie.

9. Guillaume Dufay - Resvellies vous: Chanson in een instrumentale versie.

10. Gilles Binchois - Amours mercy: De eerste grote meester van het Bourgondische chanson was Gilles Binchois, voortreffelijk in hun uitdrukking van tedere melancholie met vlagen van zinnelijk verlangen.

11. Gilles Binchois - Adieu, adieu, mon joileux souvenir: Zie notitie 10.

naar boven


De Nederlandse school (vijftiende eeuw)

1. Johannes Ockeghem - Missa Caput (Agnus Dei): Melodielijnen bij Ockeghem zijn uitgesponnen in lange frasen, bezitten een zeer flexibel en vloeiend ritme dat veel gelijkenis vertoont met melismatisch gregoriaans en worden maar zelden onderbroken door cadensen en rusten.

2. Jacob Obrecht - Missa Caput: De meeste van zijn missen zijn gebouwd om een cantus firmus, van wereldlijke of geestelijke oorsprong, maar hij gebruikt zijn thema's steeds op een andere manier. Nu eens is de volledige melodie in elk misdeel te horen, dan weer klinkt de eerste frase in het Kyrie, de tweede in het Gloria enzovoort. In zijn Missa Caput blijkt zijn originele benadering van de cantus firmus uit het feit dat deze in elk deel na het Kyrie in een andere stem optreedt. In het Gloria is dat de discant, in het Credo de tenor, in het Sanctus de alt en in het Agnus Dei de bas.

3. Jacob Obrecht - Parce Domine: Dit motet moet grote bekendheid hebben genoten, want het is in verschillende bronnen [uit de vijftiende eeuw en later] aan te treffen.

4. Antoine de Fevin - Requiem: Van Antoine de Fevin (~ 1470 - ~1511) is zeer weinig bekend of met zekerheid vast te stellen. Zijn techniek van vrij contrapunt werd later door Guillaume Josquin geperfectioneerd.

5. Johannes Ockeghem - Ma bouche rit: De chansons van Ockeghem, Busnois en hun opvolgers waren enorm populair. Een aantal favoriete melodieën, zoals Ockeghems Ma bouche rit en Josquins Adieu mes amours, keren telkens terug in manuscripten en gedrukte werken uit allerlei landen.

6. Gilles Binchois - Filles à marier: In de chansons die tussen 1460 en 1480 geschreven zijn zien we steeds vaker imitatief contrapunt, aanvankelijk alleen in superius en tenor, maar later in alle drie de partijen.

7. Josquin Des Prez - Adieu mes Amours: Zie notitie 5

8. Alexander Agricola - Magnificat: Zie notitie 5

9. Loyset Compère - Magnificat: Zie notitie 5

naar boven


De Nederlandse school (zestiende eeuw)

1. Josquin des Prez - L'homme armé super voces musicales: Josquin is bij uitstek een grensfiguur tussen de middeleeuwen en de moderne wereld.

2. Josquin des Prez - Hercules dux Ferrariae: Een thema ontleend aan de klinkers van een woord of zin. Herc = re / u = ut / les = re / dux = ut / Ferr = re / a = fa / ri = mi / e = re of te wel D C D C D F E D.

3. Josquin des Prez - Malheur me bat: Een goed voorbeeld van een procedure die later in de zestiende eeuw meer algemeen ingang vond. Niet slechts één stem maar alle stemmen van (in dit geval een chanson van Ockeghem) worden onderworpen aan vrije fantasie en uitbreiding.

4. Josquin des Prez - Tu solus, qiu facis mirabilia: Een doorgeïmiteerd motet, waarbij de motieven door middel van canons en andere vormen van systematische imitatie over alle stemmen worden verdeeld.

5. Josquin des Prez - Ave Maria Virgo serena: Zie notitie 4.

6. Josquin des Prez - Absolom fili mi: In het slot van dit motet wordt de afdaling (laat mij wenend naar de hel afdalen) melodisch en harmonisch uitgebeeld in de 'modulatie' van Bes naar Ges via vier dalende kwinten. Josquin toont zich in deze passage een grensverleggend componist, gezien het feit dat men in het begin van de zestiende eeuw nooit verder ging dan Es.

7. Josquin des Prez - Mille Regretz: Mille regretz is een van Josquins laatste composities, en na zijn dood van de meest populaire chansons.

8. Heinrich Isaac - Innsbruck, ich muss dich lassen: Isaac verwerkte in zijn composities zeer veel invloeden uit Italië, Frankrijk, Duitsland en de Lage Landen, waardoor hij de meest internationale stijl ontwikkelede van alle componisten uit die periode.

9. Heinrich Isaac - Missa de Apostolis: Zesstemmige mis.

10. Pierre de la Rue - Mijn hert altijt heeft verlanghen: Andere tijdgenoten [van Josquin] die hier niet mogen ontbreken zijn de Vlaming Pierre de Rue, componist van talrijke missen en motetten, en de Fransman Jean Mouton.

11. Jean Mouton - Noe, noe, psallite: De theoreticus Glarenus beschreef Mouton als een van Josquins 'rivalen', en Mouton heeft inderdaad missen en motetten op zijn naam staan die opvallen door hun vloeiende melodielijnen en door een vaardig gebruik van eenheidscheppende technieken.

12. Jean Mouton - Nesciens mater: Zie notitie bij 10.

13. Pierre de la Rue - O salutaris hostia: Zie notitie bij 10.

naar boven


De Frans-Vlaamse school

1. Nicolas Gombert - In Te Domine Speravi: Motet voor 6 stemmen uit 1539.

2. Nicolas Gombert - Musae Jovis: Zijn muziek is opmerkelijk door zijn gebruik van dissonantie ter wille van de uitdrukkingskracht, in dit geval ter expressie van smart in zijn zesstemmige motet uit 1545 op de dood van Josquin, onder meer met zijn botsende halve tonen.

3. Jacobus Clemens non Papa - Missa Pastores Quidnam Vidistis - Sanctus & Benedictus: Op één na zijn alle missen gebaseerd op polyfone modellen. Zijn werk is zeer doordacht.

4. Jacobus Clemens non Papa - Souterliedeken - Psalm 31: Naast veel ander werk componeerde Jacobus Clemens non papa vier boeken met Nederlandse psalmen (Souterliedekens), die door Tielman Susato in Antwerpen werden gepubliceerd als Musyckboexcken IV-VII. Het gaat hier om simpele driestemmige composities, waarin melodieën uit de volksmuziek zijn verwerkt.

5. Claudin de Sermisy - Tant que vivray: Een van zijn populaire chansons, gepubliceerd in 1527.

6. Clément Janequin - Le Chant des oiseaux: Een bekend chanson van Janequin is het duidelijk komisch bedoelde Le Chant des oiseaux, vol muzikale imitaties van getsjilp en gekwetter.

7. Pierre de Manchicourt - O cruaulté: Een voorbeeld van het latere Frans-Vlaamse Chanson. Andere componisten zijn Gombert, Clemens non Papa en Thomas Crecquillon.

8. Juan del Encina - Senora de hermosura: Aan het eind van de vijftiende eeuw kende en zong men in Spanje de werken van Bourgondische en Frans-Vlaamse componisten; tegelijkertijd ontwikkelde zich een nationale polyfone stijl. De belangrijkste dichter en componist aan het begin van de zestiende eeuw was Juan del Encina.

9. Cristóbal de Morales - Emendemus in melius: Binnen het kader van de geïmporteerde techniek had de Spaanse kerkmuziek toch een aantal specifieke kenmerken zoals een bijzonder sobere melodiek, matiging in het gebruik van contrapuntische kunstgrepen en een hartstochtelijke intensiteit in de uitdrukking van religieuze gevoelens. Morales was in zijn tijd de beste componist van Spanje.

10. Waclaw z Szamotul - Ego Sum Pastor Bonus: In de zestiende eeuw schreven Poolse en Boheemse componisten chansons, missen en motetten, alsook muziek voor luit, orgel en instrumentale ensembles. De belangrijkste Oosteuropese componisten van rooms-katholieke kerkmuziek waren de Pool Waclaw van Szamotul (~ 1520 - ~ 1567) en Jacob 'Gallus' Handl (1550 - 1591) uit Bohemen.

11. Jacob 'Gallus' Handl - Ave Maria: Zie notitie 10.

naar boven


Duitse componisten - Reformatie

1. Heinrich Finck - Communio: Ecce Virgo: De echte meesters van het meerstemmige Lied waren Heinrich Isaac en zijn tijdgenoten Heinrich Finck (1445-1527) en Paul Hofhaimer (1459-1537).

2. Ludwig Senfl - De profundis clamavi: Bij Ludwig Senfl bereikte het Lied artistieke perfectie.

3. Maarten Luther - Deutsche Messe: Credo: Luther kwam in 1526 met een Deutsche Messe, die op hoofdlijnen overeenkomt met de Roomse mis, maar in een groot aantal details afwijkt, waaronder het ontbreken van het Gloria.

4. Michael Praetorius - Es Ist Ein Ros Entsprungen: De belangrijkste en meest kenmerkende muzikale vernieuwing van de Lutherse kerk was de door de gemeente gezongen strofische hymne, die in het Duits Choral of Kirchenlied en in het Nederlands koraal wordt genoemd.

5. Hans Leo Hassler - O Haupt voll Blut und Wunden: Een belangrijk type koraal waren de contrafacta of 'parodieën' van wereldlijke liederen, waarin de bestaande melodie werd gehandhaafd, maar de tekst werd vervangen of aangepast om het koraal de juiste religieuze betekenis te geven. Een nogal opzienbarend voorbeeld is het lied Mein Gmüth ist mir verwirret van Hassler, dat rond 1600 werd voorzien van de geestelijke tekst Herzlich thut mich verlangen en nog later werd gezet op de woorden O haupt voll Blut und Wunden. N.B. Dit lied is later door Bach op verschillende plekken verwerkt in de Matthäuspassion.

6. Johannes Eccard - Übers Gebirg Maria geht: De belangrijkste componisten van Duitse koraalmotetten waren aan het eind van de zestiende eeuw Hans Leo Hassler, Johannes Eccard, Leonhard Lechner en Michael Praetorius. Hun werk bepaalde de stijl van de lutherse kerkelijke muziek in Duitsland en zij begonnen een ontwikkeling die ruim honderd jaar later zou uitkomen bij Bach.

naar boven


De Engelse school

1. Robert Fayrfax - Missa O Quam Glorifica: Twee vooraanstaande Engelse componisten uit het begin van de zestiende eeuw waren William Cornysh de Jongere (ca 1465-1523) en Robert Fayrfax ( ca 1464-1521). Eerstgenoemde was befaamd om zijn wereldlijke liederen enmotetten,de tweede vooral om zijn missen en andere religieuze muziek.

2. William Cornysh - Ah Robin: Zie notitie 1.

3. John Taverner - The Western Wynde: John Taverner (ca 1490-1545) was zonder twijfel de grootste Engelse componist van zijn tijd. Zijn mis The Western Wynde is een van de drie missen op dit thema die Engelse componisten in de zestiende eeuw geschreven hebben. Alledrie zijn onconventioneel, zowel in hun keuze van een wereldlijke cantus firmus als in hun behandeling daarvan als een variatiereeks.

4. Thomas Tallis - Mass for four voices: Omstreeks 1550 waren Christopher Tye (~ 1505 - ~ 1572), Thomas Tallis (~ 1505 - 1585) en Robert Whyte (~ 1538 - 1574) de belangrijkste drie componisten in Engeland. De belangrijkste van de drie was Tallis, wiens oeuvre een schakel vormt tussen vroeg- en laat-zestiende-eeuwse Engelse stijlen en in wiens loopbaan de religieuze beroering en de verbluffende politieke veranderingen hun weerslag vonden, die van invloed waren op Engelse kerkmuziek uit deze periode.

5. Thomas Tallis - Spem In Alium: Een compact en buitengewoon weldoordacht pareltje uit Tallis' Engelse repertoire is Blessed are they that be Undefiled, waarin zijn typische strakke, harmonische eenvoud aan de oppervlakte komt. Daarnaast putte Tallis zich echter graag uit in het overdonderen met grote koren; het bekendste voorbeeld hiervan is Spem in alium, een motet voor niet minder dan veertig stemmen, dat vermoedelijk ter gelegenheid van de veertigste verjaardag van Elizabeth gecomponeerd werd.

6. Thomas Morley - Various madrigals and canzonets: De belangrijkste componisten van het Engelse madrigaal waren Thomas Morley (1557 - 1602), Thomas Weelkes (~ 1575 - 1623) en John Wilbye (1574 - 1638).

7. Thomas Weelkes - As Vesta was from Latmos ... : Zie notitie 6.

8. John Wilbye - Draw on sweet night: Zie notitie 6.

9. John Dowland - Flow my tears: Een van Dowlands in de elizabethaanse tijd meest bekende liederen was Flow my tears uit zijn Second Booke of Ayres (1600). Dit lied werd het uitgangspunt voor vele variaties en bewerkingen.

10. William Byrd - Kyrie The Great Service: Een van de fraaiste voorbeelden van anglicaanse muziek is de Great Service van Byrd.

11. Thomas Tomkins - When David heard: Het anthem (afgeleid van een oud-Engelse vorm van het Griekse 'antifoon') is de Engelse tegenhanger van het motet. Een prachtig voorbeeld van deze stijl is When David Heard van Thomas Tomkins, een buitengewoon ontroerende zetting van deze emotionele tekst.

naar boven


Instrumentale muziek

1. Jean Titelouze - Ave Maris Stella (orgel): Voorbeeld van op een vocale cantus firmus gebaseerde orgelhymne door de Franse organist Jean Titelouze (1563-1633).

2. Jean de Macque - Gagliarda 1&2, stravaganze: De belangrijkste fase in de ontwikkeling van de canzona was het ontstaan can een aantal min of meer afzonderlijke delen. Omdat de thema's in ritme en melodisch profiel duidelijk van elkaar te onderscheiden waren, kreeg de compositie steeds meer het karakter van een serie contrasterende delen, al werden de grenzen tussen de delen meestal versluierd door overlapping van de verschillende stemmen bij cadensen.

3. Andrea Gabrieli - Ricercari: Een volgende stap (zie notitie 2) in de ontwikkeling naar zelfstandige delen vindt men terug bij Andrea Gabrieli. Thema's verschillen hier meer van elkaar dan in de canzona van De Macque.

4. Claude Gervaise - Allemande IV: In de Renaissance ontstonden nieuwe dansen, zoals de Allemande. Hier Allemande IV van Claude Gervaise uit 1557.

5. Courante: Een voorbeeld van een courante, een nieuwe dansstijl in de renaissance. Niemand weet echter werkelijk hoe gedanst werd. Hier een eigen invulling door een groep uit Kopenhagen.

6. William Byrd - Pavana Lachrymae: De Engelsen blonken uit in het componeren van kunstige pavanes en gaillardes die niet bedoeld waren om op te dansen. De Pavana Lachrymae van Byrd, de Lachrimae Pavan van Giles Farnaby (ca 1560-1640) en de Pavana Lachrimae van Jan Pieterszoon Sweelinck zijn alle drie klavierbewerkingen van Dowlands air Flow my tears.

7. Claudio Merulo - Toccata quarta del sesto tono: In de tweede helft van de zestiende eeuw was de toccata de voornaamste vorm van klaviermuziek in 'geïmproviseerde' stijl. De toccata's van de Venetiaanse organist Claudio Merulo (1533-1604) voldoen volledig aan dat beeld.

8. Peter Philips - Amarilli di Julio Romano: Uit bundels die in die tijd verschenen blijkt duidelijk het stempel dat Engelse componisten als John Dowland, Peter Philips, Richard Dering, William Brade en John Bull uitoefenden op de muziek in Noord-Europa, zoals die van Sweelinck.

9. John Bull - Fantasy for keyboard: Zie notitie 8.

10. John Dowland - Galliards: Zie notitie 8.

11. Giovanni Gabrieli - Canzon duodecimi toni: Bij zijn dood in 1612 liet Giovanni Gabrieli een uitzonderlijk oeuvre van instrumentale muziek na waarin genres als de canzona, sonata en het motet vertegenwoordigd zijn.

12. Giovanni Gabrieli - Toccata Ricercare Intonatio Organ: Zie notitie 11.

naar boven


De Italiaanse school (madrigaal)

1. Francesco de Layolle - Lasso la dolce vista: De belangrijkste componisten van vroege Italiaanse madrigalen waren in Florence Bernardo Pisano (1490 - 1548), Francesco de Layolle (1492 - ~ 1540) en de Franse-Vlaamse componist Philippe Verdelot (~ 1492 - ~ 1540), en in Rome Costanzo Festa (~ 1490 - 1545).

2. Philippe Verdelot - O dolce nocte: Zie notitie 1.

3. Costanzo Festa - Magnificat - Misdelen - Madrigalen: Zie notitie 1.

4. Jacob Arcadelt - Il bianco e dolce cigno: Venetië was eveneens een centrum van de vroege madrigaalkunst, met aan het hoofd de Vlamingen Adriaan Willaert en Jacob Arcadelt (~ 1505 - 1568), die in zijn jeugd waarschijnlijk een leerling van Josquin was. Hij had enige tijd de leiding over de pauselijke kapel (de Capella Sixtina) en was later verbonden aan de koninklijke kapel in Parijs.

5. Jacob Arcadelt - Ahime, ahime, dov'è'l bel viso: Deze compositie van Arcadelt van rond 1539 is een goede illustratie van de stilistische overgang van de homofone frottola naar het door geïmiteerde madrigaal.

6. Adriaan Willaert - Aspro core e selvaggio: In Musica nova van Willaert (uit 1559) staan vijfentwintig madrigalen waaronder het opmerkelijke Aspro core e selvaggio e cruda voglia, dat toonaangevend was wat betreft de zorgvuldige tekstdeclamatie en de levendige expressie.

7. Cipriano De Rore - diverse koorwerken, w.o. Datemi pace: Rore was de belangrijkste madrigalist van zijn generatie en een vooraanstaand vernieuwer, wiens werk medebepalend was voor het uiterlijk van het madrigaal in de tweede helft van de zestiende eeuw. In het madrigaal Datemi pace wordt elk detail van de muziek onderworpen aan interpretatie en expressie van het sonnet van Petrarca. Al naar gelang de vereisten van de tekst is er een afwisseling van homofone en imitatieve texturen, binaire en ternaire ritmen, en lange en korte nootwaarden.

8. Orlando di Lasso - Eco: Van de vele noordelijke componisten die na 1550 bijdroegen aan de ontwikkeling van het madrigaal dienen er drie in het bijzonder genoemd te worden: de uit Henegouwen afkomstige Orlando di Lasso en de beide Vlamingen Philippe de Monte en Jacques de Wert. Orlando di Lasso (1532 - 1594) is het belangrijkst geweest als componist van religieuze muziek, maar zijn genie blijkt evenzeer uit zijn madrigalen, chansons en Lieder. Philippe de Monte (1521 - 1603) schreef evenals Lasso wonderbaarlijk veel wereldlijke en geestelijke muziek. Jacques de Wert (1535 - 1596) bracht vrijwel zijn hele leven in Italië door, waar hij de madrigaalstijl die was begonnen bij Rore verder ontwikkelde. Zijn late stijl, vol brutale sprongen, recitatiefachtige declamatie en extreme contrasten, heeft duidelijke sporen nagelaten in de muziek van Monteverdi.

9. Philippe De Monte - Di mie dogliose note: Zie notitie 8.

10. Jacques de Wert - In qual parte si ratto: Zie notitie 8.

11. Luca Marenzio - Solo e pensoso i piú deserti campi: Tegen het einde van de zestiende eeuw waren de belangrijkste madrigalisten Italianen. Luca Marenzio (1553 - 1599) paarde een opmerkelijke artisticiteit aan een uitstekende techniek. In zijn madrigalen worden contrasterende gevoelens en visuele details meesterlijk uitgebeeld, zoals bij voorbeeld in het bekende Solo e pensoso, op tekst van Petrarca. Het was typerend voor laat-zestiende-eeuwse madrigalisten zoals Marenzio dat ze als teksten voornamelijk pastorale poëzie gebruikten.

12. Carlo Gesualdo - Madrigalen, Boek 6: Het meest extreme gebruik van chromatiek in het Italiaanse madrigaal is te vinden in de composities van Don Carlo Gesualdo, prins van het Zuiditaliaanse Venosa (~ 1561 - 1613).

13. Claudio Monteverdi - Sfogava con le stelle: Bij Claudio Monteverdi (1567 - 1643) speelde het madrigaal een belangrijke rol, want via dit genre maakte hij de overstap van polyfone ensemblezang naar instrumentaal begeleide vocale solo's en duetten. Monteverdi's eerste madrigaalboeken, gepubliceerd in respectievelijk 1587, 1590, 1592, 1603 en 1606, behoren tot de geschiedenis van het meerstemmige madrigaal. Zonder tot zulke uitersten te gaan als Gesualdo, demonstreert Monteverdi in deze werken zijn perfecte beheersing van de laat-zestiende-eeuwse madrigaaltechniek, met haar soepele combinatie van homofone en contrapuntische stemvoering, haar nauwgezette tekstuitbeelding en haar vrijheden in het gebruik van expressieve harmonieën en dissonanten.

14. Claudio Monteverdi - Cruda Amarilli: Het vijfstemmige Cruda Amarilli is een voorbeeld van de flexibele, levendige en gevarieerde stijl van Monteverdi's madrigalen. Het is rijk aan muzikale vondsten, geestig en fijngevoelig, gewaagd en toch volkomen logisch in zijn harmoniek.

naar boven


De Venetiaanse school

1. Adriaan Willaert - O magnum mysterium: Een van de vele voorbeelden.

2. Giovanni Gabrieli - O Magnum Mysterium: Een van de vele voorbeelden.

naar boven


Contrareformatie - De Romeinse School - Palestrina

1. Jacobus de Kerle - Suscipiant, Domine: In elk geval van invloed op de besluitvorming van het Concilie van Trente was de muziek van Jacobus de Kerle (~ 1532 - 1591), een Vlaamse componist die in 1561 een verzameling preces speciales (speciale gebeden) op muziek heeft gezet. Tijdens een zitting van het Concilie werden deze preces speciales gezongen: hun transparante stemvoering, hun vaak homofone idioom, en hun sobere, gewijde karakter overtuigden de meeste aanwezigen van het bestaansrecht van polyfone kerkmuziek, terwijl de weinige fanatieke puristen die geneigd waren deze muziek te verbieden hiermee tot zwijgen werden gebracht.

2. Palestrina - Missa Papae Marcelli - Agnus Dei: Van geen componist voor Bach is de naam zo bekend als van Palestrina, en van geen componist uit die periode is de techniek zo minutieus bestudeerd. Men heeft hem 'prins der muziek' genoemd en zijn werken het 'absolute hoogtepunt' van de kerkelijke stijl. Algemeen is men het erover eens dat niemand beter dan hij het sobere, conservatieve aspect van de Contrareformatie in muziek heeft gevangen.

3. Giovanni da Palestrina - Missa ad fugam: Een andere traditie uit de Vlaamse school vinden we terug in Palestrina's Missa ad fugam (1567), die geheel in dubbelcanon is geschreven.

4. Giovanni Maria Nanini - Requiem: Tot degenen die bijdroegen aan de voortzetting en de verheerlijking van de stijl van Palestrina behoorde ook Giovannii Maria Nanino (~1545 - 1607), een leerling van Palestrina.

5. Tomás Luis de Victoria - O Vos Omnes: Naast Palestrina is de Spanjaard Tomás Luis de Victoria (1548 - 1611) de meest vermaarde componist van de Romeinse school. Er bestond in de zestiende eeuw een nauwe band tussen componisten uit Rome en Spanje.

6. Orlandus Lassus - Deficiat in dolore vita mea: Orlando id Lasso (Orlandus Lassus) behoort met Palestrina tot de grootste componisten van geestelijke muziek uit de zestiende eeuw.

naar boven