menu

Aanvullende informatie Middeleeuwen 

Inhoudsopgave


Gregoriaanse muziek

1. Notker -Media Vita (~900): Een van de meest ontroerende stukken uit het Gregoriaanse repertoire is het responsorium Media vita dat in vroeger tijden bij voorkeur in de Vasten werd gezongen en in de loop van de Middeleeuwen een grote populariteit kreeg.' Wikipedia: 'Media vita werd het strijdlied van de kruisvaarders. [bron: Priorij Thabor]

Media vita in morte sumus.
Quem quaerimus adjutorem nisi te, Domine.
Qui pro peccatis nostris juste irasceris?
Sancte Deus, sancte fortis
Sancte misericors Salvator
Amarae morti ne tradas nos
In te speraverunt patres nostri
Speraverunt et liberasti eos
Ad te clamaverunt patres nostri
Clamaverunt et non sunt confusi
Gloria Patri, et Filio
et Spiritui Sancto.

Midden in het leven zijn wij met de dood omvangen
Wie zoeken we als onze Helper tenzij U, Heer,
Die terecht om onze zonden vertoornd zijt?
Heilige God, heilige Sterke,
Heilige, barmhartige Verlosser
Lever ons niet over aan de bittere dood.
Op U hebben onze vaderen gehoopt
Op U hebben zij gehoopt en Gij hebt hen verlost.
Tot U hebben onze vaderen geroepen
Zij hebben geroepen en zijn niet beschaamd.
Eer aan de Vader en de Zoon
En de Heilige Geest.

2. Notker Balbulus - Natus Ante Saecula (~900): Eenstemmig koorwerk, afgewisseld met parallel organum in kwarten.

3. Tractus Deus, Deus meus (~800?): De Tractus Deus, Deus meus volgens de gregoriaanse traditie.

4. Kyrie IV (uit Missa IV) / eenstemmig (~800?): Het Kyrie is het eerste der vijf ordinariumdelen. Het bestaat uit drie aanroepingen (Kyrie eleison-Christe eleison-Kyrie eleison), die elk drie keer worden gezongen. Het melismatische karakter van dit uit Missa IV (Missa Cunctipotens Genitor Deus) afkomstige Kyrie is duidelijk. [bron: Muziekgeschiedenis in voorbeelden]

  • Kyrie: smeekbede

  • Kyrie eleison: Grieks: Heer ontferm U (over ons)

  • Christe eleison: Grieks: Christus ontferm u (over ons)

  • Ordinarium: reeks gezangen van de Mis, namelijk Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus-Benedictus en Agnus Dei.

  • Melismatisch: er worden meer noten op een lettergreep gezongen

  • Cunctipotens Genitor Deus: Almachtige Vader God

5. Kyrie IV (uit Missa IV) / Parallel Organum (~900?): De eenstemmigheid wordt afgewisseld met een liggende toon en parallel organum in kwinten, waardoor er meerstemmigheid ontstaat.

6. Kyrie IV (uit Missa IV) / met ingevoegde trope (~900?): Het melismatische karakter van het voorgaande Kyrie wordt grotendeels opgeheven door toevoeging van een nieuwe tekst, de trope. De melodische lijn is weliswaar bewaard gebleven maar de melismatische passages zijn door toevoeging van de nieuwe tekst syllabisch geworden. De onderhavige Latijnse tekst Omnipotens genitor wordt toegeschreven aan de monnik Tuotilo van St. Gallen (gestorven ca. 915). Door het Concilie van Trente [1545-1563] werden alle tropenteksten verboden, maar niettemin bleef men de nu weer melismatische gezangen naar hun vroegere toegevoegde tekst noemen. Aldus wordt het Kyrie in vorig voorbeeld nog steeds Kyrie cunctipotens genoemd. [bron: Muziekgeschiedenis in voorbeelden]

  • Kyrie: smeekbede

  • Trope: toevoeging van een nieuwe tekst in een bestaande compositie

  • Melismatisch: er worden meer noten op een lettergreep gezongen

  • Syllabisch: iedere lettergreep krijgt een noot

  • Omnipotens Genitor: Almachtige Vader

  • Cunctipotens: Almachtig

7. Wipo van Bourgondië - Victimae paschali laudes (~1030): Evenals de trope behoort ook de sequens tot de syllabische gezangen. Van het groot aantal bestaande sequensen werden door het Concilie van Trente [1545-1563] slechts vier toegelaten (later uitgebreid tot vijf) waarvan Victimae paschali laudes, de Paas-sequens van Wipo van Bourgondië (gest. c. 1050) er een is. Het schema der sequensen bestond veelal uit telkens twee coupletten bij eenzelfde melodie, voorafgegaan en gevolgd door een enkele couplet bij een eigen melodie. In het onderhavige voorbeeld dus a-bb-cc-d. [bron: Muziekgeschiedenis in voorbeelden]

  • Trope: toevoeging van een nieuwe tekst in een bestaande compositie

  • Sequens: (hier) een misgezang met een syllabische melodie die op bepaalde hoogdagen na het Alleluia of de Tractus gezongen wordt. De sequenties zijn de oudste en belangrijkste vorm van tropen.

  • syllabisch: iedere lettergreep krijgt een noot

  • Victimae paschali laudes immolent Christiani: Laten de christenen aan het Paaslam huldezangen wijden

8. Hermann von Reichenau - Salve Regina (~1040): Hermann von Reichenau zou het 'Salve Regina' hebben gecomponeerd naar aanleiding van een pausbezoek aan het eiland Reichenau. [bron: heiligen-3s.nl]

9. Godric of Finchale - Crist and Sainte Marie (~1130):

Crist and sainte marie swa on scamel me iledde
þat ic on þis erðe ne silde wid mine bare fote itredie

Christus en de heilige Maria droegen mij op een stoeltje,
zodat ik nooit de aarde met blote voeten hoefde te betreden.

10. Adam de Saint Victor - In natale (~1130):

11. Pierre Abélard - O quanta qualia (~1130):

12. Hildegard von Bingen - Ordo Virtutum (~1160):

naar boven


Ars antiqua, Ars nova en Ars subtilior

1. Léonin (Pérotin) - Magnus Liber, Alleluya (~1180):

2. Perotinus - Viderunt omnes (~1220):

3. Perotinus - Sederunt Principes: Wellicht het meest karakteristiek is Sederunt Principes in D dorisch. D dorisch is de gotische oertoonladder, de eerste modus, en is het meest equivalent met de sfeer van de gotische kathedralen die in die tijd ontstonden. [bron: Marc van Delft]

4. Anoniem - En mai quant rosier sont flouri (~1260): Dit muziekstuk in de ars antiqua stijl is opgenomen in de Montpellier Codex.

De Montpellier Codex is een belangrijke bron van de 13e eeuwse Franse polyfonie. De Codex bevat 336 polyfone werken waarschijnlijk gecomponeerd in de periode 1250-1300 en is waarschijnlijk samengesteld omstreeks 1300. Het is vermoedelijk afkomstig uit Parijs. Het werd ontdekt in 1852. [bron Wikipedia]

5. Anoniem - Hoquetus I - VII van de Bamberg Codex (~1280):

1. Neuma (2 cornetto's, schalmei)
2. Virgo (2 cornetto's, schalmei)
3. In seculum longum (2 vedels, rebec, harp)
4. In seculum viellatoris (2 vedels, rebec, harp)
5. In seculum breve (orgel, blokfluit, rebec)
6. In seculum d'Amiens longum (harp, mandora, vedel)
7. In seculum (harp, mandora, vedel)

De Bamberg Codex is een manuscript met twee verhandelingen over muziektheorie en een groot aantal composities van de 13e eeuwse Franse polyfonie. Het eerste deel van Bamberg Codex bevat 100 dubbele motetten (driestemmige stukken met twee contrapuntische lijnen boven de cantus firmus). De muzieknotatie is vergelijkbaar met die in de Montpellier Codex. Deze motetten werden waarschijnlijk gecomponeerd tussen 1260 en 1290, worden qua stijl geassocieerd met Franco van Keulen.

In de middeleeuwse praktijk van de Hoquetus (hoketus) beweegt de melodie (soms snel) heen en weer tussen twee of meer stemmen, op zo'n manier dat de ene stem stil is waar de andere beweegt, en vice versa. In de Europese muziek komt de hoketus voornamelijk voor in vocale werken uit de 13e eeuw en de vroege 14e eeuw. Het was een karakteristiek van de Notre Dame School gedurende de ars antiqua, waarin voornamelijk geestelijke muziek voorkwam. In de 14e eeuw werd de techniek echter meer toegepast in de wereldlijke, seculiere vocale muziek. [bron: Wikipedia]

6. Petrus de Cruce - Aucun ont trouvé chant par usage - Lonc tans me sui tenu de chanter - Annuntiantes (~1290):

7. Anoniem - Castitatis thalamum uit de Huelgas Codex (~1290): De Huelgas Codex of Codex Las Huelgas is een muziekhandschrift uit ongeveer 1300, dat afkomstig is van en bewaard gebleven is in het klooster der cisterciënzers in Santa María La Real de Las Huelgas in Burgos, in noordwest Spanje, het toenmalige Castilië. Het handschrift werd herontdekt in 1904 door twee Benedictijnse monniken. Het manuscript is geschreven op perkament, en de notenbalken zijn met rode inkt in Franse muzieknotatie weergegeven. Het merendeel van het materiaal in de codex is in één schrijfhand, hoewel er minstens 12 mensen aan hebben bijgedragen, inclusief correcties en latere toevoegingen. Het manuscript bevat: 45 monodische (eenstemmige) stukken (20 sequenzen, 5 conductus, 10 Benedicamus Tropen) en 141 polyfone (meerstemmige) composities, waarvan 1 zonder muziek. De meeste stukken dateren uit de late 13e eeuw, sommige stukken uit de vroege 13e eeuw (de ars antiqua en Notre Dame school), en enige latere toevoegingen uit de eerste decennia van de 14e eeuw. Johannes Roderici (Johan Rodrigues) schreef zijn naam bij een aantal stukken. Het is mogelijk dat hij een aantal stukken zelf componeerde, maar ook was hij de scribent, samensteller en corrigeerder, volgens zijn eigen bijschriften.

De codex was bedoeld om bij uitvoeringen te worden gebruikt als 'bladmuziek', wat interessant is, omdat het in een vrouwenklooster werd gebruikt, hetgeen de vraag oproept over de uitvoeringspraktijk van de stukken, met name van de meerstemmige werken. Het klooster had een koor van 100 vrouwen op een gegeven moment in de 13e eeuw, en er wordt verondersteld dat dit vrouwenkoor de polyfone werken zong, hoewel de cisterciënzers regels hadden die een verbod inhielden van het uitvoeren van meerstemmige muziek. Het manuscript bevat ook tweestemmige solfège-oefeningen met notaties over hun gebruik in het klooster. [bron: Wikipedia]

8. Philippe de Vitry - Garrit gallus (~1340):

9. Giovanni da Firenze - Quand’Amor (~1320): Dit lied in de ars nova stijl is opgenomen in de Nuova Cronica van Giovanni Villani (1276 – 1348). Over de componist Giovanni da Firenze (ook Giovanni da Cascia), die in de veertiende eeuw leefde, is vrijwel niets bekend. Wel zijn enkele tientallen composities van hem bewaard gebleven.

10. Guillaume de Machaut - 'Ite missa est' uit 'Messe de Nostre Dame' (~1350):

11. Francesco Landini - Non avra ma' pieta questa mia Donna (~1370):

12. Jacob Senleches - Virelai "La harpe de melodie" (~1380):

13. Solage - Fumeux Fume (~1380):

14. Trebor - Quant joyne cuer en may est amoureux (~1390):

15. Antonello da Caserta - Beauté parfaite:

16. Philippus de Caserta - Par les bons Gedeons et Sanson delivré (~1400):

17. Jehan Vaillant - Par maintes foys (~1390):

18. Johannes Ciconia - O Rosa Bella (~1400):

19. Baude Cordier - Belle, Bonne, Sage (~1420):

naar boven


Troubadours, trouvères, minnesänger, jongleurs en minstrelen

1. Guillaume IX - Farai un vers de dreyt nien (~1100):

2. Jaufré Rudel - Quan lo rius de la fontana (~1150):

3. Richard I Leeuwenhart - Ja nuns hons pris (~1180):

4. Walther von der Vogelweide - Palästinalied (~1200)

Nu alrest lebe ich mir werde,
sit min sündic ouge siht
daz reine lanl und ouch die erde,
den man so viI eren giht.
mirst geschehen des ich ie bat,
ich bin komen an die statt,
da got mennischlichen trat.

Schoeniu lant rich unde here,
swaz ich der noch han gesehen,
so bist duz ir aller ere.
waz ist wunders hie geschehen!
daz ein magt ein kint gebar
here ubr aller engel schar,
was daz niht ein wunder gar?

Hie liez er sich reine toufen,
daz der mensche reine si;
do liezer sich herre verkoufen,
daz wir eigen wurden fri.
anders waeren wir verlorn;
wol dir, sper, kriuz unde dorn!
we dir, heiden, deist dir zorn!

Do er den tlevel do geschande,
daz nie kaiser bal gestreit,
do fuor er her wider ze lande:
do huop sich der juden leit,
daz er herre ir huote brach,
und daz man in sit lebendic sach,
den ir hant sluoc unde stach.

Kristen, juden unde heiden
jehent daz diz ir erbe si.
got sol uns ze reht bescheiden
durch die sine namen dri.
al diu welt diu stritet her:
wir sin an der rehten ger:
rehl ist daz er uns gewer.

5. Raimbaut de Vaqueiras - Kalenda maya (~1200):

De estampie is een middeleeuws muzikaal genre, dat vooral populair was van de 12de tot en met de 14de eeuw, hoofdzakelijk in Frankrijk en Noord-Italië. De Oudfranse term estampie gaat vermoedelijk terug op het Oudgermaanse woord 'stampjan'/'stampen' hetgeen erop duidt dat de estampie oorspronkelijk een dans was. In de bewaard gebleven bronnen verschijnt de estampie vanaf ca 1200 echter niet meer als een dansvorm, maar als een hoofs minnelied – dus als een poëtisch-muzikale vorm – en/of een virtuoos instrumentaal stuk. Nadat de hoofse minnezang van de troubadours en trouvères uit de gratie was geraakt, bleef alleen nog de instrumentale variant van de estampie over. Culturele veranderingen en nieuwe ontwikkelingen in de muziek en haar notatie brachten met zich mee, dat de estampie zich uiteindelijk tot een uitsluitend instrumentaal stuk en, in sommige gevallen, tot een complexe compositie heeft ontwikkeld.

Het eerste schriftelijk met tekst en noten overgeleverde voorbeeld van het genre is de estampida Kalenda maya van de Provençaalse troubadour Raimbaut de Vaqueiras (ca 1200). Gedurende de 13de eeuw behoorde de estampida ook tot het repertoire van andere troubadours. [bron: Wikipedia]

6. Adam de la Halle - Robin m'aime (~1260):

Geschiedenis van de westerse muziek: 'Het beroemdste zangspel was het Jeu de Robin et de Marion van Adam de la Halle (ca 1237 - ca 1287), de laatste en grootste der trouvères (middeleeuwse dichter, minnezanger in het noorden van Frankrijk). Deze pastourelle (letterlijk herderinnetje, provencaals liefdeslied) bevat zowel dialogen als liederen waarvan enkele met een meerstemmige zetting.' Robins m'aime is een rondeau (Middeleeuws versvorm met de structuur A1 B1 A2 A1 A3 B2 A1 B1) uit het Jeu de Robins et de Marion.

naar boven


Overzicht van Middeleeuwse muziekinstrumenten

Rebec ... Een Europese variant van een Arabisch strijkinstrument (de rebab). Tijdens de Middeleeuwen is dit instrument via Spanje in Europa bekend geworden. Is één van de voorlopers van de viool. Het instrument heeft de vorm van een langgerekte peer en is uit een stuk hout gebeiteld. Over de klankkast worden twee, drie of vier snaren gespannen die met een korte strijkstok worden bestreken. De rebec heeft een zachte en ietwat weemoedige klank. Het instrument werd hoofdzakelijk gebruikt voor het begeleiden van een verteller of een zanger. [bron: geschiedenis.westerschool.picto.nl]

Romeinse lier ... De getokkelde lier, die wordt beschouwd als een voorloper van de harp, is vanuit de antieke wereld naar Europa gekomen. Het is bekend dat Angelsaksische minstrelen het instrument, rote, gebruikten bij het reciteren van epische en romantische gedichten. Het instrument had zes snaren, waarvan de stemming door Hucbald van St. Amand (840-930), in zijn De Harmonica Institutione, als volgt werd geopperd: C D E F G A. De lier werd getokkeld met de vingers of met een plectrum bespeeld. [bron: musicologie.baloney.nl]

Harp ... De Romeinse lier bleef tot in de middeleeuwen in gebruik, maar het oudste typisch middeleeuwse instrument is de harp, die vanuit Ierland en Groot-Brittannië naar het vasteland van Europa is gekomen. [bron: Geschiedenis van de westerse muziek]

Vielle of vedel ... De vedel was een voorloper van de viool. De vedel was in de middeleeuwen de verzamelnaam voor alle snaarinstrumenten. De vedel is vanuit China via Perzië en Arabië naar Europa gekomen. De Arabische naam voor de vedel, rebab, wordt daar nog steeds gehanteerd. De vedel kende ook vele vormen. Dit werd veroorzaakt door het feit dat iedere speler destijds zelf zijn eigen instrument, zijn eigen vedel maakte. De vorm werd wel van elkaar gekopieerd, en langzamerhand werden steeds meer verbeteringen in het ontwerp geïntroduceerd. De klankkast werd bij voorkeur uit een stuk hout gebouwd, evenwel werden de onderdelen veelal aan elkaar gelijmd. Ze bevat zes snaren. De korthalsvedel werd met de linkerhand tegen de borst of hals gehouden. Met de rechterhand werd door middel van de strijkstok gemusiceerd. [bron: Wikipedia]

Organistrum ... Een ander snaarinstrument was het organistrum, volgens een beschrijving uit de tiende eeuw een soort vielle met drie (later meer) snaren die tegelijk werden aangestreken door een draaiend wiel dat met behulp van een slinger in beweging werd gebracht. Voor het indrukken van de snaren werden niet de vingers maar een aantal staafjes (draaitangenten) gebruikt. In de vroege middeleeuwen was dit waarschijnlijk een groot instrument dat door twee mensen werd bespeeld en bij kerkdiensten werd gebruikt. Na de dertiende eeuw ontstond er een handzamer formaat, waaruit zich de latere draailier ontwikkelde. [bron: Geschiedenis van de westerse muziek]

Draailier ... Een draailier (een vroegere versie ervan wordt ook wel organistrum genoemd) is een soort gemechaniseerde viool. De strijkstok is hierbij vervangen door een wiel dat door middel van een zwengel wordt rondgedraaid en dat met hars stroef gemaakt wordt. De snaren drukken hier tegenaan. De eerste draailieren werden reeds in de 9e eeuw gebouwd. Aanvankelijk hadden de instrumenten slechts drie snaren, die tegelijkertijd tot klinken werden gebracht, later werd dit aantal soms uitgebreid tot zes. Draailieren werden in verschillende groottes en stemmingen gebouwd. De grootste instrumenten waren tot ca. 180 cm lang en werden soms door twee spelers tegelijk bespeeld. Vanaf de 13e eeuw komen draailieren veelvuldig voor op afbeeldingen (er zijn afbeeldingen uit die tijd uit o.a. Spanje (Santiago de Compostella) en Frankrijk overgeleverd), en wordt aan het instrument een stembaar tangentensysteem toegevoegd, dat de snaarlengte op de juiste lengte kan brengen om een gewenste toonhoogte te produceren. Het instrument werd zowel in wereldlijke als geestelijke muziek ingezet. [bron: Wikipedia]

Psalterium ... Een psalterium (ook wel psalter) is een snaarinstrument uit de familie van de harp of de citer. Het psalterium is een oud muziekinstrument en werd reeds bij de oude Grieken in 800 voor Christus aangetroffen (een Epigonion) als harp-achtig instrument. In het Vroeg-Christelijke tijdperk bestond een psalterium uit een klankkast met enige gestemde snaren, die normaliter getokkeld werden. Het instrument is doorgaans klein genoeg om te dragen. De vorm en ambitus variëren. Er zijn vele afbeeldingen uit de middeleeuwen van psalteria. [bron: Wikipedia]

Mandora ... In de Middeleeuwen werd een er breed scala aan luit- en gitaarachtige instrumenten bespeeld, variërend van de grote Guitarra Morisca tot de kleine Mandora. De eerste is waarschijnlijk al voor de kruistochten door de Moren naar Europa gebracht. Een andere vorm van de kleinere luit had qua bouw veel weg van de rebec (een vioolachtige). Hij was smal en druppelvormig en wordt meestal mandora genoemd. De drie snaren zijn meestal 1-4-8 of 1-5-8 gestemd (dus een kwart + kwint = octaaf of kwint + kwart = octaaf). De kop had meestal geen scherpe hoek maar een boogvorm, en aan het uiteinde werden allerlei figuren (denk aan gezichten en dierenhoofden) uitgesneden. [bron: bataille-krijgskunsten.nl]

Luit ... De luit is ontwikkeld uit het van oorsprong Arabische en Perzische snaarinstrument Oed en genoot in het Europa van de late middeleeuwen, de renaissance en de barok een grote populariteit. Het instrument is in Europa en het Midden-Oosten verspreid via de Moren op het Iberisch Schiereiland en door deelnemers aan de verschillende kruistochten. In Europa maakte de luit een ontwikkeling door waarbij het aantal snaren werd uitgebreid. Tevens kreeg het instrument fretten, waardoor het spelen van akkoorden werd vergemakkelijkt (maar het maken van de Arabische microtonen niet meer mogelijk was). De luit wordt gekenmerkt door een bol klanklichaam, in de vorm van een overlangs doorgesneden ei, en een korte brede hals die bevestigd is aan het smalle eind van het klanklichaam. De stemknoppen zijn in een doorgaans achterovergeknikte knoppenkast aangebracht. De gebruikte materialen zijn zeer dun en bijgevolg is het instrument kwetsbaar. [bron: Wikipedia]

Blokfluit ... Fluiten in het algemeen behoren tot de oudste muziekinstrumenten en werden al in de prehistorie aangetroffen. Er zijn principieel twee manieren van aanblazen: recht via een mondstuk, de bekfluiten, en dwars zonder mondstuk, de dwarsfluiten, waartoe bijvoorbeeld ook de panfluit behoort. Beide versies hadden waarschijnlijk oorspronkelijk een vingerzetting gebaseerd op zes vingergaten, zoals dat vandaag de dag bij de Ierse tin whistle nog steeds het geval is. De echte blokfluit onderscheidt zich van het ontwerp met zes gaten doordat het een duimgat voor de linkerduim bezit en veelal een achtste gat voor de rechterpink. Dit ontwerp is duidelijk een stuk jonger. De voorlopers van de moderne blokfluit stammen mogelijk uit de 14e eeuw. [bron: Wikipedia]

Dwarsfluit ... Negenhonderd jaar geleden werd de dwarsfluit in West-Europa ontdekt. Het was een kleine fluit die werd gebruikt in het muziekkorps van het leger. Deze fluit werd ook wel een pijp genoemd. De fluiten werden tot in de middeleeuwen bespeeld door jagers, herders, spelers bij feesten en vanaf de 13e eeuw ook door soldaten. De middeleeuwse dwarsfluit heeft 6 vingergaten, heeft geen kleppen en bestaat uit één stuk hout. De klank is bijna zoals de latere traverso, die vaak wel al kleppen heeft, of als de moderne dwarsfluit. [diverse bronnen]

Zink / Cornetto ... De zink (ook wel cornetto genoemd) is een blaasinstrument. De achthoekige, rechte vorm is terug te dateren naar de dertiende eeuw, maar gebogen of zelfs S-vormige exemplaren zijn van later. Van de langwerpige, kleine blaasinstrumenten uit afbeeldingen uit de elfde tot dertiende eeuw is echter vaak niet te zeggen of het om een cornetto gaat of een ander soort instrument. Het instrument werd meestal van hout gemaakt, hoewel er enkele ivoren exemplaren bewaard zijn gebleven. Het instrument wordt aangeblazen als een trompet en heeft zes vingergaten en een duimgat waarmee het kan worden bespeeld als een blokfluit. De zink heeft een relatief groot bereik en zinkenisten konden door de blokfluit-achtige speelwijze een grote virtuositeit tentoonspreiden. Op trompetten ging dat destijds nog niet, omdat de ventieltechniek nog niet was uitgevonden. Het instrument had een hoge status, maar moest als solo-instrument sinds de baroktijd het onderspit delven tegen de viool. [bronnen: bataille-krijgskunsten.nl en Wikipedia]

Schalmei ... Een schalmei is een houten blaasinstrument met een dubbelriet en al in de vroege Middeleeuwen gebruikt. Waarschijnlijk is het instrument door de kruisvaarders vanuit het Midden-Oosten naar Europa gebracht. [diverse bronnen]

Trompet ... Tijdens de middeleeuwen was de trompet in het westen van Europa uitgestorven. De kruisvaarders kwamen echter in aanraking met de islamitische wereld, die de trompet wel kende. De Saracenen gebruikten hem in het leger, waarbij de hoge officieren ieder een orkestje hadden dat o.a. uit trompetten bestond. In deze tijd waren de vorm van de trompet – ongeveer zoals de tuba van de Romeinen – en van het mondstuk en de blaastechniek nog onontwikkeld zodat er niet meer dan zo'n vier natuurtonen konden worden gespeeld. De trompet had zijn plaats aan de vorstenhoven en later ook in steden, het eerst in Italië, want vooral rijke handelssteden wilden de pracht en praal van de vorstenhoven nabootsen. [bron: Wikipedia]

Doedelzak ... De doedelzak is altijd een belangrijk volksmuziekinstrument geweest. Doedelzakken kwamen al voor in het oude Egypte en Turkije en hebben zich in de Romeinse tijd over geheel Europa verspreid. Rond 1200 is het instrument in heel Europa populair. Dat blijft zo tot het eind van de Middeleeuwen. [diverse bronnen]

Trommel ... Het basismodel trommel, een houten frame met een huid eroverheen gespannen, is natuurlijk al véél ouder dan de dertiende eeuw. Toch zijn er vrijwel geen vondsten geweest van Middeleeuwse trommels, maar wel genoeg afbeeldingen te vinden. De meeste trommels in de dertiende eeuw waren gebaseerd op instrumenten uit het Midden-Oosten. Het gebruik van drumsticks is bijvoorbeeld in de 7de eeuw al overgenomen uit China. Trommels in de Middeleeuwen waren nog niet, zoals bijvoorbeeld pauken nu, gestemd op een bepaalde toonhoogte, maar vertoonden wel onderling verschil in hoog en laag. De dubbelzijdige trommel werd het meest gebruikt voor ritmische begeleiding tijdens de Middeleeuwen, en meestal met drumsticks. Ook kon op een trommel nog een of meerdere snaren van touw worden gespannen, voor een extra geluidseffect, of bellen zoals bij de tamboerijn. [bron: bataille-krijgskunsten.nl]

Pijporgel ... Wanneer het orgel precies is ontstaan, is niet bekend. De oudste bronvermelding dateert uit ongeveer 246 v.Chr. Rond deze datum construeerde de Griek Ktesibios van Alexandrië een muzikaal speelgoed dat mechanisch door pompen wordt bediend. Hij noemde zijn instrument hydraulis. Dit apparaat bezat wel de vaste delen van wat wij nu een orgel noemen, maar de druk werd geregeld door water, zoals de naam aangeeft. Het was een eenvoudig instrument met slepen die met de hand bediend werden. Tot zeker in de vierde eeuw na Christus was de hydraulis nog in gebruik als populair luxe-instrument. De oudste orgelresten, uit 228 na Christus, zijn gevonden in Aquincum en gerestaureerd. Na de ondergang van het West-Romeinse rijk verdween het orgel uit West-Europa. Het bleef bestaan in het Oost-Romeinse Rijk. Ook in de Arabische wereld stonden orgels. Deze instrumenten vormden vooral een symbool van macht en rijkdom. In 757 kwam het orgel terug in West-Europa als een cadeau uit Byzantium. De Byzantijnse keizer Constantijn schonk toen een orgel aan koning Pepijn de Korte, vader van Karel de Grote. Geleidelijk aan zou het orgel geïntroduceerd worden in talloze kerken. Thomas van Aquino (1225-1274) omschreef het orgel als een instrument dat 'de ziel verheft'. In de middeleeuwen werden kleinere orgels ontwikkeld: het portatief en het positief. In de veertiende en vijftiende eeuw ontwikkelden zich naast deze kleine verplaatsbare instrumenten eveneens grote vaste opgestelde instrumenten. [bron: Wikipedia]

Portatief ... Een portatief is een draagbaar klein pijporgeltje dat voornamelijk in de middeleeuwen en renaissance in vooral wereldlijke muziek werd gebruikt. Een portatief bestond doorgaans uit een serie fluitpijpen en werd bespeeld door het instrument aan een riem te dragen. Daarbij bediende de speler met 1 hand de blaasbalg, en met de andere de toetsen. Ongeveer halverwege de 13e eeuw treft men kleine afbeeldingen aan van portatieven met moderne toetslayout. Een voorbeeld van zo'n afbeelding staat in het Spaanse muziekmanuscript Cantigas de Santa Maria, waarin 51 miniaturen zijn weergegeven van instrumentalisten. Op die afbeelding heeft het portatiefje 9 pijpen en 9 toetsen, genoeg voor de diatonische toonladder van C-groot met toegevoegde Bes. [bron: Wikipedia]

Positief ... Het positief (van positus, neergezet) was groter dan het portatief, kon ook verplaatst worden, maar had een assistent nodig om de balgen te bedienen. Het werd vaak voor de koorzang gebruikt. [bron: Wikipedia]

naar boven